662
Artikel 2.
In artikel 1 der wet van 29 September 1815 (Staatsblad no. 47),
houdende instelling van de Orde van den Nederlandschen Leeuw, wordt
in plaats van „alle Nederlanders" gelezen: „Onze onderdanen".
Artikel 3.
In artikel 20 der wet van 13 Augustus 1849 Staatsblad no. 39) tot
regeling der toelating en uitzetting van vreemdelingen, wordt in plaats
van „Nederlanders" gelezen: „Nederlandsche onderdanen".
Artikel 4.
In de artikelen 6 no. 2, 9, 12, eerste lid, 17, 22, 24, 29, tweede lid,
33, 34, eerste lid, 42, eerste lid, 43, eerste lid, 45, eerste lid, 64, eerste
lid, 65, eerste lid, 66, 83, 93, eerste lid, en 106, tweede lid, der wet van
25 Juni 1871 Staatsblad no. 91), houdende regeling van de bevoegdheid
der consulaire ambtenaren tot het opmaken van burgerlijke akten, en
van de consulaire rechtsmacht, zooals die wet laatstelijk is gewijzigd en
aangevuld bij de wet van 7 Juni 1905 (Staatsblad no. 203), wordt in
plaats van „Nederlanders" gelezen „Nederlandsche onderdanen" en in
artikel 90, eerste lid, dier wet in plaats van „Nederlander", „Nederlandsch
onderdaan".
Artikel 5.
Het bij de slotbepaling der wet van 12 December 1892 Staatsblad
no. 268,) gewijzigde artikel 22 der wet van 6 April 1875 Staatsblad
no. 66), tot regeling der algemeene voorwaarden, op welke, ten aanzien
van de uitlevering van vreemdelingen, verdragen met vreemde Mogend
heden kunnen worden gesloten, wordt gelezen:
„Onder Nederlanders verstaat deze wet allen, die Nederlandsche onder
danen zijn".
Artikel 6.
In artikel 1 der wet van 4 April 1892 (Staatsblad no. 55), tot instelling
der Orde van Oranje-Nassau, wordt in plaats van „Nederlanders" gelezen
„Onze onderdanen".
Artikel 7.
In de wet van 12 December 1892 Staatsblad no. 268), op het Neder
landerschap en het ingezetenschap, worden artikel 7 sub 2o. en artikel
12 gelezen als volgt:
Artikel 7 sub 2o.
„Door huwelijk van de Nederlandsche vrouw met een man, die den
staat van Nederlander niet bezit".
Artikel 12: