679 het uitvaardigen van regelingen, waaraan een verhooging van uitgaven is verbonden, eerst zal mogen overgaan nadat de vereischte machtiging tot die hoogere uitgave is verkregen. Artikel 15. De invoering van de bij de artikelen drie, vijf, zes en acht gewijzigde modellen voor de kleeding der militairen beneden den rang van adjudant onderofficier zal geleidelijk plaats hebben alnaarmate de nog aanwezige voorraden volgens de oude modellen uitgeput geraken en met dien ver stande dat zij voor het in artikel zes bedoelde halssnoer en de volgens artikel vijf gewijzigde attila gelijktijdig plaats heeft. De gewijzigde of nieuw vastgestelde modellen voor de kleeding der hoofd- en subalterne officieren, de onderluitenants, de adjudant-onder officieren en de met dezen rang gassimileerde militairen zijn bindend, voor zooveel de in de artikelen elf, twaalf en dertien bedoelde betreft, met ingang van 1 Januari 1910 en, voor zooveel de in de artikelen vier, zes, zeven en acht bedoelde betreft, met ingang van 1 Januari 1912, met dien verstande dat het in overeenstemming brengen van het aantal tressen en knoopen op de borst der blauwe attila met het voor dit klee- dingstuk gewijzigde model niet gelijktijdig met het aanbrengen van de andere wijzigingen in het model der blauwe attila behoeft te geschieden, doch dat het in artikel zes bedoelde halssnoer slechts gelijktijdig zal mogen worden gedragen met borsttressen van het in punt d van artikel vier bedoelde model. Artikel 16. De datum, met ingang waarvan het in artikel twee van Ons besluit van 5 September 1908 no. 39, vastgestelde model der witte jas bindend zal zijn, wordt nader vastgesteld op 1 Januari 1912. Artikel 17. Aan militairen in, boven of geassimileerd met den rang van adjudant onderofficier, kan in bijzondere gevallen, op schriftelijk gemotiveerd verzoek van den belanghebbende, bij geschrifte worden vergund hier te lande door Onzen Minister van Koloniën en in Nederlandsch-Indië door den Commandant van het Leger om ook na de in de artikelen vijftien en zestien aangegeven tijdstippen gedurende zekeren bij de ver gunning te bepalen termijn kleedingstukken te blijven dragen, die krachtens dit of het in artikel zestien bedoelde besluit wijziging ondergingen of vervielen. Onze Minister van Koloniën is belast met de uitvoering van dit be sluit, waarvan afschrift zal worden gezonden aan Onze Ministers van Oorlog en van Marine. 's Gravenhage, den 1 April 1909. De Minister van Koloniën. (get-) Wilhelmina. (get.) Idea-burg. Accordeert met het origineel. De Secretaris-Generaal bij liet Departement van Koloniën. (get.) A. E. Elias.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1909 | | pagina 709