69 op beseffen dat orde en gehoorzaamheid noodig zijn. De nieuwe school doet geen afstand van gehoorzaamheid en orde, evenmin als de nieuwe sehietmethode van vizieren en korrels. Maar zij verstaat onder orde b.v. op de chambree: netheid en zindelijkheid, doch zoekt die niet in een voorgeschreven ophangen van lepels, sabels onder eenzelfden hoek, enz. Zij vraagt geen orde die zij alleen op aangegeven inspecties con troleert. Zij wil orde gelasten en orde controleeren (zooals alles gecon troleerd moet worden) bij tusschenpoozen, onverwacht. Zij spreekt niet van onvermijdelijke bestraffing en lijdelijke gehoorzaamheid. Straf is haar slechts een hulpmiddel bij opvoeding en zij kent de wiskunstige vergelijking: Gehoorzaamheid— gehoorzaamheid. Bevelen geven, uitvoering eischen en anders niet bevelen. Dienovereenkomstig vraagt zij opvolging van reglementen, doch liberale reglementen.1) Dat er personen zijn die „knoeien met reglementen" is niet haar schuld. Doch dezulken kunnen ook zonder drill tot de orde gebracht worden. De opvattingen uit de militielegers vinden geen plaats in ons staand leger. Waarom niet? S-r. neemt blijkbaar aan, dat zij in die militielegers wel op hun plaats zijn, dus men b.v. tucht en discipline kan krijgen zonder exerceeren in een militieleger. Maar dan kunnen wij in ons leger met onbeperkten oefentijd het instampen toch veel beter missen, zou ik zeggen Als een militieleger met die opvattingen ten strijde kan trekken, kan dan een staand leger het niet Zit dat alleen in de liefde voor het Vorstenhuis of in de Vaderlandsliefde. De tweede moge, als aangeboren, in vredestijd sluimeren en eerst in oorlogstijd ontwaken zoo men wil de eerste is lang niet altijd even groot (het Fransche leger moet het wel zonder stellen). Is het niet veel meer de gedachte, dat „het erom gaat", dat aanpakken noodig is, die den moed voor zinken behoedt (af gescheiden van de waarde van psychologische invloeden die ook wel eens bekeken mogen worden, T. Atkins). In ons leger zou geen plaats zijn voor bonden. Echter leert blz. 1148 ons anders. Dat er nadeelen aan kleven, wie zou het ontkennen. Wat is zonder? De nieuwe richting zou elke werktuigelijke handeling in den ban gedaan hebben. Het tegendeel is waar. Doch zij wil alleen kennen, die werktuigelijke handelingen, die noodig zijn voor den strijd, b.v. het vullen van het magazijn, de machinale aanslag. Doch niet geweren schouderen, kolven-geklop enz. Behalve het presenteeren der geweren zijn we er dus doorheen. Werken op maat en tel, op één commando door velen vraagt zij ook, doch alleen in de gymnastiek, waar deze om haar zelf beoefend wordt, om de gezonde ziel een gezonde woonplaats te geven 2). We moeten het begrip der noodzakelijkheid van de rangsgewijze ondergeschiktheid, van het gehoorzamen, van goed (dus met verstand) uit- 1) Mgd denke b. v. aan de onnutte sabel bij commissies, week- en binnendiensten. 2) Werken op maat en tel is, mits oordeelkundig toegepastbet eenige middel, om het individu weer te wennen aan liet commando van den enkele over velen, aan gelijk matige bijna automatische gehoorzaamheid. En die is op z'n tijd ook ncodig in het Leger. Parade-exerceeren als zoodanig is af te keuren, maar dat de enkele bewegingen, die we nog hebben flink, hoekig en gelijk worden uitgevoerd, is zoowel voor den aanvoerder als voor den man in het gelid, heel wat aangenamer, dan het slungelachtige bende-optreden. Bed.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1909 | | pagina 87