- 163
Tussehen de ingraviDg en de borstwering bevindt zich een berm van een
bandbreedte, welke echter niet, zooals vroeger het geval was, als steunvlak
moet dienen, doch bij een tegenaanval het uitspringen gemakkelijk moet
maken.
De vóór- en achterkant der verdedigingsstelling zijn in twee teekeningen
(fig. 13) voorgesteld. Ter bekleeding der borstwering moeten alle
voorhanden zijnde middelen aangewend worden, om den binnenwand
zoo steil mogelijk op te zetten. Traversen behooren in strijd met het
ten onzent daaromtrent heerschende begrip even hoog als de borstwerin
gen en in zeer groote afmetingen, aangelegd te worden (fig. 14).
Traversen en schuilplaatsen waarvan hoofdzakelijk de overhangende
(fig. 15 en 16) de voorkeur verdienen moeten door onderofficieren, onder
leiding van officieren, gemaakt kunnen worden. In de voor een langer
oponthoud bestemde dekkingen moeten nissen voor munitie, levensmid
delen en water, en in de nabijheid latrinen aangebracht worden (fig.
]7en 18.) Er zijn gedekte en ongedekte schietgaten (fig. 19 en 20); laatst
genoemde behooren zorgvuldig gemaskeerd te worden, evenals in het al
gemeen alles aangewend moet worden, om den tegenstander het ontdek
ken der stelling te bemoeilijken.
De door de Infanterie te maken kunstmatige hindernissen zijn: ver-
hakkingen van boomstammen en kleine boompjes, ijzerdraadversperringen
en wolfskuilen; de aanleg dezer hindernissen geschiedt gewoonlijk 50 a
75 pas vóór de stelling.
Steunpunten worden op de volgende, bevattelijke wijze omschreven:
Het steunpunt omvat eene door borstweringen en hindernissen omslo
ten ruimte, zoodat een gedekt vuren naar alle richtingen mogelijk is.
De borstweringen worden in bepaalde omstandigheden hooger en sterker
gemaakt dan die der loopgraven. De steunpunten op de gewichtigste
punten eener stelling moeten tot het uiterste verdedigd worden. Ter
verduidelijking dienen de voorbeelden fig, 21 en 22. Zij stellen een
groot gesloten steunpunt voor, in redoutevorm, omgeven door een gracht,
waarvóór zich een, door een soort vóór-glacis gemaskeerde, liggende
verhakking bevindt. Twee minder sterke schuilplaatsen zijn in het front
aangebracht; drie dergelijke schuilplaatsen gedekt door traversen liggen
binnen de redoute, terwijl vier grootere onder de rugwering der keel
zijn ingegraven. Gedekte observatieposten zijn opgesteld in het midden
van het front en in beide flanken. Standplaatsen voor machinegeweren
bevinden zich aan schouder en keel. De open ingang in de keel kan
onder frontaal geweervuur worden gehouden van uit een gedeelte der
hoekvormig aangelegde keelborstwering.
Ten slotte geeft het voorschrift aanwijzingen omtrent het gebruik van
slooten, aardhoopen, houten schuttingen, muren enz. voor de verdediging,
zoomede omtrent het vervaardigen van veldkeukens (fig. 23).
Het zou te voorbarig zijn, thans reeds een afdoend oordeel over dit
voorschrift te vellen, daar nog het gewichtigste hoofdstuk van het le
deel, n.l. dat bestemd voor officieren ontbreektniettemin kan het reeds
verschenen, geheel op krijgservaring berustende gedeelte, als een groote
vooruitgang worden beschouwd.
I. M. T. 1909,
li