De Chinees als Soldaat,
Door Dr. M. von Brandt, die bijna zijn geheele leven in China
vertoefd heeft, is bij de firma Wigand te Leipzig een boek uit
gegeven, waarin tal van merkwaardigheden worden meegedeeld
omtrent China en zijne bewoners. Voorzoover meerder licht
verspreid wordt omtrent de militaire literatuur en krijgsgeschie
denis van Oud-China, acht ik sommige gedeelten interessant
genoeg om daarvan eene vertaling te geven. Veelal wordt de
waarde van den Chinees als militair afgemeten naar de onder
vinding opgedaan gedurende den Boxeropstand of naar episoden
uit den Chineesch-Japanschen oorlog in 1894—'95, doch een alge
meen oordeel mag op grond daarvan niet geveld worden, want
de Chineesche geschiedenis is rijk aan voorbeelden van zoo groote
persoonlijke dapperheid en waren moed, dat zij iedere natie tot
eer zouden strekken.
Het kan geen verwondering wekken, dat door eene natie zoo
wijsgeerig aangelegd als de Chineesche, de werken over krijgs
kunde werden gerangschikt in de rubriek „philosophie". Wel
is waar blijkt uit de in het jaar 7 v. Chr. aangelegde catalogus
van de keizerlijke bibliotheek in de hoofdstad Loh, dat de krijgs
kunde nog eene afzonderlijke plaats innam, doch later 275
n. Chr. behoorde de krijgskunde reeds met de wijsbegeerte samen
tot één der 4 hoofdafdeelingen, terwijl in 750 de rubriek krijgs
kunde uit de sedert nog geldende indeeling verdwenen
is. Als standaardwerken op militair gebied golden tot vóór
enkele jaren „Suntsze" uit de 6de en Wutsze" uit de 4de eeuw
vóór Chr. De schrijver van dit laatste werk wordt afgebeeld
met een vrouwenhoofd in zijn hand, omdat hij als generaal in
het leger van den vorst van Tsu en moetende optrekken tegen
Tsi, zijne echtgenoote afkomstig uit dit laatste land liet dooden,
opdat hij niet van ontrouw tegenover zijn eigen land verdacht
zou kunnen worden. Beide werken werden in 1710 op keizerlijk