Onze Vloot, flan de Tmeede Kamer der Staten-Generaal. Geeft eerbiedig te kennen het Hoofdbestuur der Nederlandsche Yereeniging „Onze Yloot," gedomicilieerd te 's Gravenhage aan de Nieuwe Schoolstraat no. 26: Dat de middelen ter wering van vreemd geweld en ter be veiliging van ons Vaderland in zijne territoriale wateren en aan zijne kusten in onvoldoenden toestand verkeeren; dat de Regeering, door het instellen van een Raad van De fensie zoomede door jegens Uwe Vergadering gedane toezeg gingen, blijk gaf, de verdediging van den vaderlandschen bodem ernstig onder de oogen te willen zien en daarbij zooveel mogelijk stelselvastheid te willen betrachten dat de Regeering, door vrijwillige medewerking tot de Noordzee Verklaring, ook tegenover andere Rijken het voornemen te kennen gaf, op eigen kuststrook en in de toegangen uit zee de strikste neutraliteit te willen handhaven en heer en meester te willen blijven in eigen wateren; dat Z. Exc. de Minister van Buitenlandsche Zaken er terecht op wees, dat in de Noordzee-Verklaring zeker niet gezien moet worden eene formule van eeuwigen vrede, die de gevaren, welke onze onafhankelijkheid bedreigen, als met een pennestreek zoude wegcijferen en ons „een zalig nietsdoen" op het gebied onzer zelfverdediging zoude veroorloven; dat integendeel door en in deze verklaring de verplichting tot handhaving der neutraliteit en van den status quo aan de kust der Noordzee, zoo noodig door geweld van wapenen, ook door Nederland nadrukkelijk wordt erkend en aanvaard; dat evenwel, wegens den toestand waarin zich op den huidigen dag onze weermiddelen op en aan de zee bevinden, wering van vreemd geweld en beveiliging van ons Vaderland in zijne

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1909 | | pagina 30