292
De Peranakan-Cninees in hei heger.
Of die ontevredenheid in verband staat met eene al oi niet bij de wet
geregelde positie betwijfelen wij, en zullen dan ook gaarne toegeven, dat
menigeen van die wettelijke regeling zich meer voorstelt, dan die zal
geven. Want vastheid te geven in het beoordeelingssysteem, vastheid
fn onze inkomsten, ligt buiten de bevoegdheid van den wetgever.
Wil de minister eene wel is waar tijdelijk gestuite maar toch weder
voortwerkende Bondsbeweging voorkomen, dan zal in de eerste plaats
noodig zijn, dat werkelijk met open oog aandacht worde geschonken aan
de belangen van het oificierskorps, vooral in de subalterne rangen.
Men kan de koloniale officieren nu eenmaal niet geheel vergelijken
met ambtenaren, zij hebben een vakopleiding, die in de burgermaat
schappij op zich zelf geene waarde heeft, terwijl hun werk steeds daar is
waar het gevaar dreigt en plichtsvervulling met inzet van het eigen
leven wordt geëischt.
Eene nadere behandeling van het onderwerp is, zoodra de Handelin
gen zullen ontvangen zijn, ons toegezegd.
Het Koloniaal Weekblad van 28 Januari bevat onder het hoofd„Wat
de Chinees vertelt" eene aanhaling uit de Bintancj Soerabaja, waarin
dit blad wijst op de armoede onder de babahs of peranakan chi-
neezen, welke met den dag toeneemt. Moet men hieraan geen aandacht
schenken? vraagt zij, moet men daarmede wachten, tot die paupers, ten
einde hunne maag te kunnen vullen, geheime genoot-chappen met slechte
bedoelingen hebben gevormd? De regeering zou wijs doen, den peranakan-
chinees de middelen te verschaften, welke hem in staat stellen een mondvol
rijst te verdienen. Waarom wordt de deur der kazerne niet
voor hen geopend? Het indisch leger heeft gebrek aan soldaten.
Uit Europa wordt geen voldoende aanvulling gezonden. Bij den inboorling
is de lust om dienst te nemen niet groot, slechts dobbelaars en opium
schuivers laten er zich voor vinden. Bij de chineezen zijn daarvoor genoeg
liefhebbers, krachtig van gestel en voldoende ontwikkeld, zoo zij de
overtuiging krijgen, dat zij het tot onderofficier kunnen brengen, en dat,
bij gelijke verstandelijke ontwikkeling, tusschen hen en den europeaan
geen onderscheid zal worden gemaakt. Want zij willen liever onder
officier worden dan schrijver zooals thans, met een maandelijksch salaris
van dertig gulden, zonder kans te hebben op pensioen.
Zij, die na twaalf jaren dienst, den onderofficiersrang hebben bereikt,
zouden met nederlanders gelijkgesteld moeten worden, daar hun voort
durende omgang met blanken in de kazerne dit alleszins zou wettigen.
De Regeering neme eens een proef met werving van soldaten onder de
hier geboren chineezen" raadt het blad aan.
Uit dit vertoog valt op te maken, dat de redactie de in Ned. Indië
o-eboren chineezen ook als nederlaudsche onderdanen wenscht beschouwd
te zien.
Dit valt wel toevallig samen met het opstel in onze hoofdartikelen
opgenomen. De peranakan-chineezen zijn niet de minst loyale onderdanen
en verdienen zeker meer aandacht en waardeering dan zij tot nu toe