Uuurdoop, Atjeh Gaf de overgang van den woeligen oceaan in de kalme Suratte- passage eene welkome verlichting, ik moet erkennen, dat ik met een vreemd-nieuwsgierig, iet of wat beklemd gevoel over de railing keek naar de bergachtige kust, die we daar aan stuurboord zagen, „Type" hing ook over de verschansing en tuurde. Hij zei niets, onze gedachten kruisten elkaar zeker op dit punt: „zitten nou daar die sloebers". Opwekkend waren de berichten ook niet geweest. Wel was de toestand na het inrichten van de tijdelijke linie wat beter geworden, maar beschietingen, overvallingen, hinderlagen, 't was alles nog aan de orde van den dag en altijd lieten we eenige veeren liggen. Dat lui onder die omstandigheden van een leuken Atjehtijd konden spreken hm! Eerst eens meemaken. Hoe kan eene omgeving van sluipmoord leuk zijn. „Zouen ze daar bezig zijn?" 't Was „Type", die op eenige rookwolkjes wees, boven het wazige landschap. „Misschien!Ik ga even naar m'n barang kijken, straks krijgen we Oleh-leh". Er kwam meer beweging aan boord. Wel dreunde de machine nog even maatvast door, doch 't was aan schuiven en klappen, commando's en fluitsignalen te merken, dat we het einde dei- reis naderden. Aan 't beetje barang was niets meer te zien. Liever dus nog wat rustig boven zitten. De Goudberg met dien eigenaardig gekleurden top deinde nu duidelijk uit de verte op. Ja, wie was't ook weer die daarheen'n tocht maakte. Pel? neen, 'r zijn 'r ook zooveel geweest en wat'n tijd toch dat we daar al bezig zijn.... Kijk, weereen duidelijke lichtblauwe rook. Zal toch niet een vuurtje van brandend vuil zijn? Enfin, we zullen 't wel gauw hooren!

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1909 | | pagina 375