380 -
Uqsi ds 3apari5che Keiserinanoeuores in 1907.
De vredessterkte van een divisie is:
397 officieren, 1059 onderofficieren, 9546 soldaten of 11002 man en
1304 paarden.
Mitt. Art. n. Genie 190S.
Scheidsrechters. Voor elk der beide partijen waren 2 generaals of
kolonels als scheidsrechter aangewezen, terwijl nog 6 generaals en kolonels
waar noodig als scheidsrechter ingedeeld werden. Voor helpers waren
generale stafofficieren ingedeeld. In verband met de sterkte der partijen,
de uitbreiding dor gevechtsliniën en de moeilijkheid om het terrein te
overzien, schijnt het aantal scheidsrechters onvoldoende geweest te zijn,
met het gevolg dat verrassend optredende toestanden niet altijd spoedig
genoeg opgemerkt en juist beoordeeld worden en de beslissingen wel
eens aan bedenking onderhevig waren.
Verrichtingen der drie hoofdwapens.
Infanterie. De karakteristieke kenteekenen van het infanteriege-
veeht, waarvan de techniek na den laatsten oorlog in hoofdzaak niet
veranderd is, zijn:
Aanval. Degelijke en nauwgezette verkenning van de vijandelijke
stelling en van het aanvalsterreinopstelling der troepen buiten de
vijandelijke werkingssfeer; technische versterking dezer opstelling; snel,
energiek on vastberaden doorzetten van den aanval van uit die opstelling
tot den stormloop; over ongedekt terrein sprongsgewijze voorwaarts gaan
in den looppas; lange sprongen; vuuropening (afhankelijk van het terrein)
dicht bij den vijand; individueel vuur, tegen artillerie ook salvo's.
Verdediging. Goede keuze der stellingruim gebruik van technische
versterkingen; markeeren van afstanden en maken van afstandsschetsen;
leDgte der tirailleurdekkingen meer dan noodig voor de onmiddellijk
ter beschikking zijnde .sterkte, van den aanvang afbezetting der stelling
door alle voor de eerste linie bestemde krachten; tegenaanval ook van
uit het front, zoodra de vijand op kleine afstanden genaderd is.
Gebruik van reserves. Zoowel bij den aanval als bij de verdediging
worden slechts weinig reserves afgezonderd en deze zeer spoedig ingezet.
Infanterie-machinegeweerafdeelingen. Bij wijze van proef was aan elk
regiment een afdeeling toegevoegd. De machinegeweren werden zoowel
bij den aanval als bij de verdediging en den veiligheidsdienst gebruikt.
Hierbij werden nooit enkele geweren, doch meestal afdeelingen van 26
in werking gebracht. Gedurende den marsch waren zij aan het hoofd
(den staart) van de voor-(achter)-hoede ingedeeld. Bij den aanval
volgden de geweren in de tirailleurlinie en werden daartoe door drie
man gedragen bij de uitgespreide beenen van het voetstuk. Ze maakten
de sprongen mede, namen gelijk met de linie stelling en openden terstond
het vuur. Bij de verdediging werden de geweren öf in de infan-
terielinie of in eigen dekkingen opgesteld, die steeds voldoende plaats
boden aan de geheele bediening. In verband met den gevechtatoestand
werd herhaaldelijk van stelling verwisseld. Steeds werd er naar ge
streefd de opstelling der geweren zooveel mogelijk te verbergen. In
opvolging van het nieuwe reglement voor de machinegeweren werden