Op irelke iDijze is de Weerbaarheid uan Ilederlandsch-Indië
tegeooDer een Buiienlandschen Uijand ie oerhoogen?
Bij de beantwoording van bovenstaande vraag moet voor
alles rekening worden gehouden met den tegenwoordig in onze
volksvertegenwoordiging heerschenden geest, namelijk dat elke
vermeerdering der oorlogsbegrooting, zoowel van het moeder
land als van de koloniën uit den booze is. Hoe betreurens
waardig dit voor een rechtgeaard militair ook moge zijn, elk
ontwerp zal door dezen factor worden beheerscht; een plan, dat
hiermede geen rekening houdt, zal nimmer tot uitvoering kun
nen komen. Als studie moge het nog zoo belangwekkend zijn,
de praktische resultaten kunnen niet anders dan gering wezen.
In I. M. T. 1907 bldz. 951 geeft de kapitein L. H. Berg in
zijn opstel „Algemeene dienstplicht in Ned.-Indië" een ontwerp
tot versterking van het leger en het vormen eener legerreserve.
Z. E. G. komt tot het besluit dat in geval van oorlog tegen
een B. V. de Infanterie reeds alléén versterkt zou kunnen worden
met 6 landweer- en 8 landstormbataljons en bovendien misschien
nog met een 10 tal andere bataljons, dus totaal 24 bataljons
Infanterie, ongerekend nog de versterking der andere wapens en
diensten. Een resultaat, inderdaad, om van te watertanden!
Gaat men evenwel na met welk bedrag de Indische oorlogs
begrooting door de uitvoering van dit ontwerp zou worden
verhoogd, dan krijgt men de volgende getallen.
Yoor de landweer:
Toelagen voor 7 hoofdofficierenf 6300.—
25 kapiteins15000.
82 luitenantsn 24600.—
250 onderofficieren25000.
200 korporaals10000.—
Totaal f 80900.—
Schrijfbehoeften 7 X f 36. 25 X f 24. 1122.—B
Totaal f 82022.—
1) Moet zijn 852 (Red.).