begerumagstukken in de Pers.
De ConserDen-fabriefe,
De Locomotief van 4 Maart jl. nam onder het opschrift: „Heeft een
conservenfabriek in Ned. Indië recht van bestaan?" een ingezonden
stuk uit de N. Rott. Ct. over, -waaraan -wij het volgende ontleenen
In de vergadering der Tweede Kamer van 13 November '08, werd
door den min. v. kol. op de rede van den heer Thomson geantwoord,
dat Z. E. niet wist of het renteloos voorschot aan de Ind. conserven
fabriek roekeloos was verstrekt en dat zulks ook niet is aangetoond.
Bovendien wist de min. niet of de prijs der conserven niet te hoog was,
want de zaak was niet schriftelijk voorbereid
In het ondervolgende zullen wij trachten in het kort het antwoord te
geven op de vraag, hierboven gesteld.
Bij voorkeur zal geen Nederlandsche conservenfabrikant zijn fabriek
op de Drentsche heide plaatsen, want groenten en vleesch zijn daar niet
te verkrijgen. Evenmin behoort hij dat in Indië te doen want de groenten
zijn van Indische inférieure kwaliteit, het vleesch is taai en kan vóór
de eonserveering niet behoorlijk besterven. Alle Indische conserven zijn
dan ook van inférieure kwaliteit en kunnen onmogelijk eenige vergelij
king met de Hollandsche conserven, die in het buitenland een goede
reputatie genieten, doorstaan.
Hat de fabriek te Bandoeng nog leeft kan aan niets anders toegeschreven
worden dan aan de omstandigheid, dat ze bijna uitsluitend aan het
gouvernement levert en daarvoor ook het monopolie heeft
Door het genoemde monopolie leeft die fabriek nog, maar de gevolgen
er van zijn dat de soldaat er minderwaardig eten door krijgt.
Moet nu de soldaat in Indië minderwaardig eten hebben? Neen, want
die fabriek kan men missen.
In de eerste plaats om het produet.
In de tweede plaats omdat die fabriek in tijd van oorlog met een
buitenlandschen vijand toch niet het Indische leger aan conserven kan
helpen. In geval van oorlog met een B. Y. kan die fabriek geen blik
voor de constructie der bussen meer uit Europa betrekken, zoodat wij
met een fabriek in Indië even ver zijn als met een fabriek in Nederland.
Daarenboven is in de Preanger, het generale reduit van het Indische
leger, geen vee te conserveeren, omdat het er niet is en van buiten de
stelling niet aangevoerd kan worden en ook omdat men beter versch
vleesch kan geven aan den troep, wat uit een verplegingsoogpunt de
volgende voordeelen heeft:
a. Minder transportmiddelen, want een rund, leverende op zijn minst
75 kg. vleesch, wandelt naar de distributieplaats en kost slechts l koelie,
terwijl wij om 75 kg. geconserveerd vleesch te transporteeren 4 koelies
noodig hebben