Een landing der Duiischers in Engeland,
524
Sedert tal van jaren is lord Roberts doende om zijn landslieden te
overtuigen van de noodzakelijkheid voor Engeland van een groot landleger,
dat minder bestemd is voor expedities buiten Engeland maar voornamelijk
voor de verdediging van het vaderland tegen een inval van een vreemde
mogendheid. Reeds sedert een eeuw doemt telkenmale het schrikbeeld
van de landing eener vreemde mogendheid weer op en thans is men
blijkbaar van meening dat van Duitschlands zijde als het ware elk oogenblik
een inval mogelijk is.
Yan de bevoegde beoordeelaars is een deel van meening dat tengevolge
van de geograptusche ligging van Engeland de veiligheid afhankelijk is
van de macht ter zee, die daarom zoo sterk mogelijk dient gemaakt 'e
worden; terwijl van andere zijde stemmen opgaan voor een sterk landleger
naast de marine, waartoe velen den dienstplicht noodzakelijk achten.
Het is niet van belang ontbloot de redenen die L. Roberts doet gelden
nauwkeurig na te gaan. Hij gaat uit van het idee dat Duitschland,
dank zij zijn militair systeem, in staat is om gedurende verschillende
maanden van het jaar, zonder mobilisatie en zonder zulks te doen opvallen,
nabij de havens aan de Noord- Zee een legermacht te verzamelen van200,000
man, in staat om met de bestaande middelen en het beschikbare drijvend
materieel een inval in Engeland te doen. Dat wil dus zeggen dat een
derde van do vredessterkre van het Duitsehe leger er voor gebezigd
zou worden, in cijfers rond 8 legerkorpsen op 23 waarover wij beschikken.
Een hoofdbeginsel, door alle groote legers erkend, is dat een groote
fout begaan wordt door de operaties aan te vangen met niet op oorlogs
sterkte gebrachte troepen. Dit beginsel echter voorbijziende en aan
nemende dat de bewering van L. Roberts dat Duitschland 200,000 man
kan coneentreeren bij do havens, zonder ze op oorlogsvoet te brengen,
juist is, dan zouden dat 8 korpsen zijn waarvan in ronde cijfers de
bataljons 600 man, de escadrons 120 sabels en de batterijen 4 stukken
tellen. Maar dan zijn daar nog geen bespannen voertuigen, noch
voertuigen voor den geneeskundigen dienst, noch patronencaissons, zonder
nog rekening te houden met de veldkeukenwagens die nog niet overal
ingevoerd zijn; voorts zijn er geen veldambulances, geen pontontreinen,
geen munitiecolonnes.
Toch weet L. Roberts beter dan iemand, waaraan een leger voor den
vijand behoefte heeft en dat het zonder zijn treinen niet kan optreden.
Zelfs in een land als Engeland, met zulke buitengewone bronnen, niet;
want patronen en shrapnells vindt men maar niet zoo overal.
Voorts moet een landingsleger over voldoende cavalerie beschikken
om de landing te beschermen. Denkt men werkelijk dat de Duitsehe
Generale Staf de onvoorzichtigheid zou begaan een leger van 200,000
man uit te zenden zonder de noodige treinen, om het stoutste stuk uit
te halen waarvan ooit de geschiedenis melding zal maken en dat in de
hoop zijn legertros te kunnen vormen op vijandelijk gebied?
In werkelijkheid, zelfs wanneer de troepen op voet van vrede blijven,
zal men zich toch moeten verzekeren van de duizenden paarden voor
de voertuigen benoodigd, zoowel voor de treinen als voor de caissons
der batterijen. Volgens L. Roberts zouden in Duitschland alle voorbe
reidende maatregelen genomen kunnen worden, zonder dat er iets omtrent