529 - Bet geuoel uan eer en het prestige nan militaire tooisels. de tent voorts in de wind (vooral niet in den zon) te drogen, totdat liet niet meer kleeft en ge hebt een zeer bruikbare 2 manstent, G. W. B. Men zou, met een schijn van waarheid, kunnen beweren, dat Napoleon vóór alles er naar gestreefd heeft in zijne legers het gevoel van eer hoog te houden. Men kan deze meening rechtvaardigen door te wijzen op de instelling van het Legioen van Eer, het in het leven roepen van de Garde, het scheppen van een nieuwen adel en talrijke historische feiten, die in de keizerlijke legers een scherpe verbittering deden ontstaan, gevolg van te groote prikkelbaarheid van het gevoel van eer. Maar schijnt het niet, als of Napoleon het bevorderen van de welverdiende achting, waarmede de deugd beloond wordt, veranderde in een wedstrijd van groote daden Zonder twijfel kende hij deze woorden van Montesquieu „La nature de l'honneur est de demander des preferences et des distinctions". Een nauwgezet onderzoek van deze kwestie zal spoedig doen besluiten, dat dit gevoel, ware bron van moreele kracht, niets anders was dan de wensch, da bovenmatige krachtsinspanning, om zich te onderscheiden, om te schitteren, om boven anderen uit te steken, een hartstocht die, men zal dit moeten toegeven, zeer ver van de ware eer afstaat. Bovendien, zou men durven beweren dat de ontwikkeling van deze wapeneer, deze zuiver militaire eer, uit een moreel oogpunt beschouwd, in de veroveringslegers, de deugd uit de eerste tijden vau den onafhan kelijkheidsoorlog zou kunnen vervangen? 1). Er bestaat een speciaal Fransche karaktertrek, die Napoleon wist aan te wenden, om grooten invloed op zijne soldaten uit te oefenen: n. 1. een hirtstocht voor alles wat schittert en blinkt, een zucht naar bonte en helle kleuren, kortom dat welbekende prestige der militaire tooisels, dat men wel bestrijden, maar moeilijk uitroeien kan. Een der mannen, die het best de geschiedenis van het Napoleontische tijdperk kende, karakteriseerde als volgt de partij die de Keizer van die neiging heeft weten te trekken: „Napoléon verhoogde voor zijn leger het prestige van de uniformhij wil haar mooi, schitterend, vol kleur en getooid met goud en zilver. En zoo ziet men dan ook allerlei ver sierselen en allerlei militaire beuzelingen zich ophoopenpelzen, bont werk, dolmans met brandenbourgs belegd, passementwerk, lissen, nestels, tressen en sabeltasschen een oneindige variëteit van opslagen, biezen, schabrakken, mantelzakken; alom een vroolijk gewapper van scharlaken vederbossen. Evenals alle dingen uit dien tijd was de uniform overdadig veel te zware kolbaks en schako's, naar boven wijd uitstaande, ontzag lijke beerenmutsen, hoofddeksels met wapperende manen, Romeinsche helmen, reusachtige laarzen, handschoenen, enorme vederbossen, won- 1). „Op een man van eer, die eenvoudig en zonder voorbehoud zijn woord gestand doet, kan men rekeneDdoch men hangt af van de inzicht-n en luimen van een man van geweten, die doet, wa bij denkt dat het be.-te is" Steunende op deze uitspraak haalde iNapoleon als voorbeeld zijn schoonvader, keizer Fians aan. die lum verried om een partij te volgen, die hem voordeeliger voor Oostenrijk toescheen. .Hij is een rechtschapen man, een man van geweten, zeide hij, maar hij is geen man van eer."

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1909 | | pagina 555