551 -
Slechts één enkele opmerking willen we ons veroorloven, n.l. dat we
het betreuren dat niet een duidelijker kaart bij het werk is gevoegd.
Wel is de overgang over de Bérésina op het bijbehoorende schetsje
gemakkelijk te volgen, doch eene bestudeering van den geheeleu tocht
maakt raadpleging van andere kaarten dan de itinéraire de la grande
Armee du Niémen a Moscou noodzakelijk.
We kunnen de lezing ten zeerste aanbevelen aan allen, die belang
stellen in de krijgsgeschiedenis, vooral, zooals hier, in een aangenamen
vorm.
De prijs is, zooals van dergelijke Fransche uitgaven zeer laag.
Competentie Dan den lied, mil, rechter betreffende een 0.1. militair met Derlof.
In het Mil. Rechtelijk Tijdschrift D. IV afl. 4 1909 komt eene sen
tentie voor v/h H. M. G. van 7 September 1880, waarin de Adv. Fiskaal
eene afwijkende zienswijze voorstaat ten opzichte van die v/h Hof sedert
gehuldigd.
In de militaire wetboeken die evenzeer in het vaderland als in de
Koloniën gelden, is het stelsel aangenomen dat de militair wegens alle
strafbare feiten, behalve die vermeld in het 2e lid van art. 13 en in
art. 14 C. W. L, voor den militairen rechter terecht moet staan.
Het zou met dit stelsel in tegenspraak zijn om den zich in Nederland
bevindenden kolonialen militair buiten de militaire rechtsmacht te stellen,
zoodat als de bedoeling van den wetgever moet worden aangenomen dat
zoodanige militair, zich hier te lande aan misdrijf schuldig makende,
aan de rechtsmacht van den Nederlandschen militairen rechter onder
werpen is.
De woorden der wet zijn met die bedoeling niet in strijd; met de
uitdrukking „armée" in art. 2 C. W. L. had de wetgever dan ook niet uit
sluitend het Ned. leger op het oog (zie ook art. 178 G. W. 1848), ter
wijl de scheiding der beide krijgsmachten geenszins van zelve een
scheiding van rechtsmacht teweegbrengt.
Men is dus als O. I. militair met verlof in Nederland zijnde, onder
worpen aan de competentie v/d. Ned. Mil. rechtei.