Freiherk vox Rotberg.
632
muziek van het instrument begon daarop een werkelijk prachtige dans.
Waren het balletdanseressen met korte, dunne rokjes aan of waren het
soldaten van het Leger van den Koning van Engeland, de beste dansers
der Royal Scotch Borderers, volwassen mannen, die hier voor een publiek,
bestaande uit toeschouwers uit alle oorden der wereld in grandioze, ge-
luidlooze dansfiguren evenzoo goed hun man stonden, als in den ernstigen
strijd om leven, dood en eer op de slagvelden van Groot-Brittanië Het
publiek was uitgelaten in zijn loftuiting' als de dans uit was en niet
eerder kwam het tot rust, dan toen de dansers nogmaals verschenen.
Ditmaal zonder zwaarden voerden zij een dans uit, die aan sierlijkheid,
juistheid van uitvoering en bekoorlijkheid de eerste zoo mogelijk nog
overtrof. Een zonderling troepje deze Highlanders; vol trotsch en fierheid.
In den Boerenoorlog ontnam men hun het schortje van wit vel, dat hen van
verre zichtbaar en herkenbaar maakte voor den tegenstander, hem een
goed mikpunt bood en den Schotten meer verliezen deed lijden, dan de
andere troepen ontmoediging en gekrenkte trots heerschten toen onder hen
en zij verklaarden niet tegen den vijand te willen oprukken zonder hunne
nationale dracht. Zij kregen het schortje terug eu met ijskoude doods
verachting gingen zij weder tegen den vijand in. Na dit „pièce de resistance"
was het natuurlijk moeielijk de belangstelling van het publiek nog gaande
te houden. Maar toch verdiende een in groot tenue verschijnend eskadron
Lanciers door het uitvoeren van een rustig en juist uitgevoerde quadrille
in alle gangen allen lof. Deze eindigde in een attaque en een defileeren.
Het slotnummer verdient eigenlijk slechts volledigheidshalve vermelding,
want het had slechts ten doel indruk te maken op het niet militaire
publiek. De infanterie lag achter de aan rotten gezetten geweren, de
bereden troepen hadden noodstallen opgeslagen. Het geheel moest een bivak
voorstellen. Plotseling weerklonk het alarmsignaal, tirialleurlinies versche
nen, salvo's klonken, de batterij reed in galop op, verschoot veel kruit en
een cavalerie-attaque zette „de kroon op het werk". Hierover valt noch
uit een militair, noch uit een sport-staudpunt beschouwd wat te zeggen.
Wanneer ook al hier en daar veel valt aan te merken op hetgeen
werd uitgevoerd, valt toch ook veel uit het geziene te leeren. Al was
het „slechts alleen" de benijdenswaardige rust, die bij alles en iedereen
heerschte en die een gemeen goed in het Engelsche leger schijnt te zijn
want er waren hier troepen bij elkaar van alle wapensoorten, regimenten
uit Engeland, Ierland en Schotland, die allen tot het bezettingsleger in
Egypte behooren. Met opzet wierp ik ook een scherpen blik „achter de
coulissen" en hield me in het bijzonder lang op op de zadel- eu verzamel
plaatsen, waar niet voor de groote menigte werd gewerkt. Zonder drukte
kwamen de afdeelingen uit de stad aangemarcheerd, zonder drukte werd
afgezeten en afgetuigd en even zoo kalm stond de troep weer klaar,
wanneer het tijd was. Rustige regelingen der aanvoerders, verstandige
hulp waar die noodig was; maar nergens geschreeuw, gescheld of gevloek,
nergens opgewondenheid of zenuwachtige onrust; geen scheldende wacht
meester, geen razende onderofficier. Alles werkte met zekerheid en alles
liep als vanzelf van stapel, zoodat de onpartijdige beschouwer moest toege
ven, dat eigenwaarde en zelfvertrouwen in hooge mate aanwezig waren.
Oberleut. im 1 Baclischen Leib-Grenadier-Iiegiment No. 109.
(c) (M. W. No. 101).