59
fllededeelingen uan Engelsche olficieren oiier den
oorlog in Oosi-flzië.
geschiedt dit naar rang en anciënniteit, met dit voorbehoud, dat de
troepenofficieren voorgaan bij medici en veterinairen.
Voor alle paarden hebben de officieren recht op stalling (de opperofficieren
voor zoover er plaats is), fourage, beslag, scheren en geneeskundige
behandeling. W. v. d. B.
De bekende tacticus overste Balck bespreekt in het Militar Woehen-
blatt van 1 October 1908 en volgende de onlangs verschenen „Reports
from British Officers, attached to the Japanese and Russian Forces in the
Field" in 3 deelen. De berichten van de officieren aan Japansche zijde
vormen het leeuwendeel, die der officieren aan Russische zijde gaan
slechts tot en met den Schaho slag. Ieder deel bevat een geschiedver
haal, de voordrachten der Japansche stafofficieren over de gebeurtenissen
en de gevechtsberichten, verder opstellen, waarin alle gewichtige vragen
grondig worden besproken. Zoo vinden we hier behandeld de ervaringen
in leger- en troepenaanvoering, vestingoorlog en verdedigingswerken, ge
bruik der wapensoorten op zich zelf, oorlogsuitrusting, zelfs bestuur van
het in bezit genomen gebied. Voorzien van een goed inhoudsregister
met zijn talrijke bijgevoegde teekeningen en profielteekeningen van ver-
dedigings werken, voorbeelden van Japansche bevelen, vormt het geheel
een voornaam standaardwezk (prijs 21 shilling met 2 kaarten, schet
sen, gevechtsteekeningen en photographiën.) Aanstippen van enkele der
voornaamste punten uit deze bespreking komt wel gewenscht voor.
1. In den loop van den veldtocht veranderde de rechtwijze der Japan
ners, doordat de enge frontruimten, waaraan in vredestijd de voorkeur
werd gegeven (bataljon 300, brigade 1200 M.) opgegeven e i zeer belang
rijk verwijd werden, terwijl verder do ondersteuningstroepen vroegtijdig
geopende vormen aannamen. Tegen het eind van den veldtocht was
echter een niet te miskennen tegenstrooming waar te nemen. Ten slotte
toonde de ervaring toch aan, dat de bataljons zich niet ongestraft boven
de 400 M. konden uitbreiden.
2. Voor bewegingen onder artillerievuur hebben de marschcolonne en
de nieuwe Duitsche compagniescolonne met vermeerderde tusschenruimten
hunne deugdzaamheid getoond; in het werkzame vuur waren dunne liniën
van met 150 en 200 M. op elkaar volgende tirailleurs voordeelig.
3. Bijzondere opmerking verdient de training der manschappen in den
snelloop. In de rustpauzen van den veldtocht werden zij daarin voort
durend verder geoefend. Slechts zoo was het mogelijk Lnge sprongen,
zooals zij zoo vaak voorkwamen, uit te voeren.
4. Als nadeel van het meevoeren van den gevulden zandzak wordt
vermeld, dat door de meerdere belasting van den man de lengte van
de sprongen wezenlijk werd verkort.
5. Omtrent munitieverbruik- en aanvulling vinden we aangeteekend,
dat de Japansche infanterist 150 patronen droeg. Naar het schijnt wer
den den man vóór het begin van het gevecht nog 50 patronen uit den
patronenwagen en verder nog 100 uit de munitiecolonnes uitgereikt.
De manschappen der 12e divisie beschikten bij het begin van den slag