81 Een nuttig boek. Oosterling den indruk van bangheid, en maakt hem daarom nog veel dries ter. Het vuren in de lucht heeft tengevolge, dat de inlanders, die natuur lijk allen voorzien zijn van een amulet welke hen onkwetsbaar maakt, overtuigd raken van de onmogelijkheid hen te deren. Immers, hoewel hunne tegenstanders een salvo afgaven, werd niemand getroffen. Dit over tuigd zijn van de bangheid der gewapenden, en van eigen onkwetsbaarheid, maakt de Inlanders roekeloos, zoodat bij een goed gericht salvo hunne ver liezen ontzettend zijn. Daar nu gewoonlijk deze opstandelingen slechts tot hunne fout kwamen door het opzweepen van enkelen, moet zulk optreden min der juist geacht worden. Bij een conflict met opstandelingen moet daar om niet eerst gesommeerd en in de lucht geschoten worden, doch eenige van te voren aangewezen scherpschutters moeten, zoodra de afstand zeker heid geeft van een gunstig resultaat, een of meer voorvechters neerleggen. De opstandelingen zien dan, dat men niet bang voor hen is, dat slechts een gering deel der tegenover hen zich bevindenden vuurden, en dat de hun verzekerde onkwetsbaarheid niets waard is, want de voorvechters zouden dan wel in hooge mate zulks zijn. De bende zal daarop naar alle waar schijnlijkheid wegvluchten, verzekerd, dat de overheid de middelen heeft, om zich te doen eerbiedigen. In de meeste gevallen zijn bovendien de voorvechters de aanstokers, het sneuvelen daarvan zal dus gewoonlijk het verzet doen eindigen. Of zij den dood vinden op deze wijze of later door den strop, maakt voor hunne nabestaanden weinig uit, en de door hen opgezweepte menigte blijft ongedeerd, terwijl deze de zekerheid gewerd van de macht welke het ge zag heeft. Het neerschieten van een of meer der voorvechters zou dan ko men in de plaats van het sommeeren en in de lucht schieten. Naderen de opstandelingen daarna toch, zoo kan alsdan op hen gevuurd worden. De heer van Gent bepleit het (desnoods gratis) verstrekken van een van Gouvernementswege samen te stellen jaarkalender aan alle Indische ambtenaren als onderwijzers, mantri's enz., dessahoofden inbegrepen. Hij wijst er op, hoe door de oprichting der dessascholen binnenkort millioen- nen Javanen zullen kunnen lezen en hij wil nu door het verspreiden van goede lectuur voorkomen dat de verkregen kennis gedeeltelijk den Javaan ten kwade zal strekken. De Ned. Indische rechtspraak en rechtsliteratuur van 1849—1907 door Mr. J. H. Abendanon (voor Ned. Indië G. C. T. van Dorp Co. Semarang-Soerabaja). Een boek, waarvan maar weinig militairen het bestaan vermoeden en dat toch een onontbeerlijke wegwijzer is in de Ned. Indische wetsuit- legging. De schat van gegevens, uit verschillende bronnen verzameld tot 1907, alfabetisch gerangschikt, geeft aan dit werk een waarde, die niet te schatten is. "Wij zweren nog bij Barre, terwijl hier de uitspraken van het H. M. G. tot de laa»ste toe te vinden zijn. Over Diefstal in de chambrée 19 sen tentiesover dienstweigeringen 36 uitspraken, over insubordinatie 88. Dit om een denkbeeld te geven van de ruime stof. Het boek is herzien en uitgebreid, de stof in de nieuwe uitgave beter gerangschikt, terwijl een algemeene lijst van verwijzingen het opzoeken zeer vergemakkelijkt. We zouden dit werk in eiken garnizoensbibliotheek willen zien, omdat het een vraagbaak vormt, waar men gewoonweg niet buiten kan. Om deze reden kunnen we H. H. Plaatselijke (Militaire) Commandanten de kennismaking niet genoeg aanbevelen. K. I. M. T. 1909.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1909 | | pagina 99