fDededeelingen. flan de Redactie. Eenige opmerkingen oner kei „naschrift" nan F. d. D. door „Flip." Het doet me werkelijk leed, dat de Heer F. d. B. zoo getroffen is door het feit, dat er iemand onder een pseudoniem schrijft, over wat hij noemt een der meest elementaire zaken, in casu de nieuwe schiet- methode. Het is daarom dat ik den geachten collega adviseer, het I. M. T. niet te lezen, wegens het groot aantal pseudoniemen, waaronder daarin geschreven wordt 1). De manier waarop de Heer F. d. B. debateert is bepaald eigenasrdig. Heb ik hem op eene onjuistheid attent gemaakt dan antwoordt hij b. v. dat een ander het precies zoo beweerde als ik, beroept zich daarop en doet alsof hij daarover, zelf niet iets heel anders beweerde, zooals op blz. 604 bovenaan. Zeker de kapitein Lamberts zegt ook dat een gedeelte van den troep wèl zal kunnen richten en houdt daar rekening mede. Maar F. d. B. schrijft, vetgedrukt op blz. 303bewuste evenwichtscoör- diuatie (dus richten) is op het gevechtsveld niet uit te voe ren", wat ik aantoonde niet juist te zijn. Idem waar ik aantooD, zijne critiek op 21 S. V. de plank geheel misslaat. In de eerste plaats zegt hij (2de alinea, blz. 311) het ware wenschelijk de verrichtingen daar bij te contröleeren", wat nota bene in de laatste alinea van die uit drukkelijk gezegd wordt en ten 2de geeft hij een manier aan ter controleering die niet toe te passen is bij 21, wat ik ook aantoonde. In de 2de alinea op blz. 604 beweert F. d. B. „dat de onderwijzer op het oog kan zien of de aanslag werktuigelijk en goed gericht is of nietomdat in 't eerste geval de man steeds dezelfde spieren gebruikt en dus steeds dezelfde houding heeft." Commentaar daarop is overbo dig dunkt me! Eerste alinea blz. 605 verdient nadere beschouwing. Eerst zegt S. niets te willen weten van oefeningen met scherp zonder narichten, dus van het zuivere aanslagschot, want „van den beginne af aan moet men er den man op wijzen, steeds na te richten, waar dat mogelijk is," en elders: „het zwaartepunt der opleiding moet in beide liggen" (aanslag en rich ten). In den zin onmiddellijk daarvoor staat: „Wil men het narichten langzamerhand bemoeilijken, om ten slotte zuiver en alleen den aanslag te behouden, welnu etc". Dus nu stelt de Heer F. d. B. het zuivere aanslagschot ook als einddoel. Het doet me bepaald ge noegen, dat we het daarover, en dat is de hoofdzaak, eindelijk eens zijn Onjuist is S. waar hij beweert, dat ik schreef, de snelvuuroefeningen om l) De Redactie betreurt nog* steeds dit feit, om 't even of het is uit vrees om voor zijne meening uit te komen dan wel om niet den naam te hebben aan den weg te tim meren.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1909 | | pagina 106