802
De commandant van deze colonne was, zooals uit alles blijkt,
bezield met den vurigen wensch den vijand te ontmoeten. Den
21en Februari met zijn twee compagnieën te Otjihaënena aan
gekomen, vernam hij daar, dat de belegeraars van Gobabis zich
hadden teruggetrokken naar den Zwarten Nossob in de buurt
van Kehoro en dat Winkler met zijn troepen naar Owingi, ten
N. O. van Kehoro zou marcheeren om den vijand daar aan te
grijpen. Yon Glasenapp besloot daarop, uit het Z. W. tegen
Kehoro op te rukken, dat hij na een geforceerden marsch (98
K.M. in 42 uren) bereikte. De vijand bleek intusschen naar 't
N. W. afgetrokken. Den 26en vereenigde von Glasenapp zich
te Owingi met Winkler en trok nog tot Kanduwe verder.
Moet von Glasenapp's opvatting, het uiterste van zijn troep
te vergen, zoolang de hoop bleef bestaan, den vijand aan te
treffen, geprezen worden, zijn tocht van Owingi naar Kanduwe
met slechts een minimum kans op ontmoetingen met den
tegenstander, valt niet te billijken, te minder omdat hij moest
ondernomen worden met nog weinig of niet geacclimateerde
manschappen, die door de vermoeienissen der laatste dagen
uitgeput waren.
Vanuit Kanduwe ondernam majoor von Glasenapp met de
beschikbare ruiters (13 officieren en 60 manschappen) een ver
kenningstocht naar het N. tot Otjinene aan de Eiseb. Met deze
kleine macht, bij welker samenstelling opvalt het groot aantal
officieren, blijkbaar alleen meegenomen als versterking van het
aantal ruiters, durfde hij vier dagen uit te blijven en zich bijna
100 K. M. van zijn colonne te verwijderen. Dit is een daad
van overmoed, die zelfs niet is goed te praten uit de overweging,
dat de Herero-benden met hun duizenden stuks vee, welke door
kleine veeposten bewaakt werden, gemakkelijk te signaleeren
en te vermijden waren. Rondtrekkende vijanden toch kwamen
óók, hoewel sporadisch, voor en bij een marsch door zwaar begroeid
terrein liep zulk een zwakke macht als het verkenningsde
tachement van von Glasenapp groot gevaar. Ook de onttrekking
van een zoo groot aantal officieren aan zijn troep moet in dezen
gelaakt worden. Deze verkenningstocht naar Otjinene is weder
slechts te verklaren uit het verlangen, den vijand op te zoeken,
maar met 70 man kon tegen de Herero's toch niets worden