807
ontdoen. Den 24en Maart Okahandja bereikt hebbende, werd
de West-colonne als zoodanig opgeheven en met de hoofdcolonne
vereenigd.
Wat het toeval hier bewerkte, had bevolen moeten worden,
de vereeniging van West- en hoofdcolonne. Had Leutwein
aan van Glasenapp opgedragen, de terugtochtswegen des vijands
uit het Onjati-gebergte naar 't N. en N. O. af te sluiten en
had hij dan met de vereenigde West- en hoofdcolonnes den
vijand in zijn stellingen aangegrepen, dan zou waarschijnlijk
meer succes verkregen zijn dan door de uitvoering der in 't
operatie-bevel van 11 Maart voorgeschreven operatiën, die
samenwerking van drie colonnes onderstelden.
Leutwein had met de ondernemingen der hoofdcolonne willen
wachten tot de uit Duitschland gezonden vrijwilligers (eerste
transporten, onder de kapiteins Puder en von Bagensky) bereden
zouden zijn gemaakt. Daar intusschen de Herero's door het wer
keloos blijven der hoofdcolonne hoe langer hoe brutaler werden en
zelfs in de onmiddellijke nabijheid van Windhoek vee begonnen
te stelen, besloot Leutwein met een deel der voorhanden troepen,
ook al- waren ze niet allen bereden, na vereeniging met de
West-colonne den vijand in de Onjatibergen aan te grijpen.
In Okahandja waren 3 April vereenigd: 5 compagnieën in
fanterie, 2 marine-compagnieën, 80 Witbooi's en 3 batterijen;
den 6en April, na aankomst van het paarden-transport uit
Argentinië, 55 officieren, 1272 man, 17 kanonnen, 8 mitrailleurs,
600 paarden, 400 muildieren enz.
Ter sterkte van slechts 700 geweren, 12 kanonnen en 6
machine-geweren werd den 7en April van Okahandja afgemar
cheerd. Eene splitsing had zeer terecht niet plaats. Eene omtrek
king op het ge vechtsveld door een deel der Duitsche troepen kon
succès opleveren, strategische omtrekking en insluiting van een
zoo beweeglijken vijand moest als vrijwel ondoenlijk worden be
schouwd en was dat in de practijk ook reeds gebleken.
Evenals ook bij de colonne von Estorff het geval was geweest,
werd nu bij de hoofdcolonne gebruik gemaakt van inlandsche
hulptroepen, Witboois en Bastaards, die als verkenners uitsteken
de diensten bewezen, maar waarvan nog onvoldoende partij
werd getrokken.