817
zich geen voorstelling te maken van het gevoel, dat iemand
moet beheerschen, wanneer hij voor het eerst in het vuur komt.
Verhalen over het bukken, over het zoogenaamde salueeren
voor de voorbijvliegende kogels, verhalen waarin beschreven
staat van berenmutsen der grenadiers van de garde van Na
poleon, die in het vuur van den vijand heen en weer wiegden
enz. enz., doen U als het ware met een gevoel van eerbied,
met een gevoel van verwonderlijke nieuwsgierigheid, sommigen
met een soort verlangen, anderen weer met een gevoel van
vrees, opzien tegen het moment waarop gij zelf dan eindelijk
ook dien doop zult moeten ondergaan.
Weet dan jeugdige zonen van Mars misschien wel tenge
volge van het feit, dat de kogelregen tegenover eenen Inland-
schen vijand niet zoo dicht is als die tegenover eenen Europee-
schen wordt herhaald „misschien" dat die vuurdoop zelf,
wanneer men er plotseling inzit, op nagenoeg allen, die hem
medemaken, uiterlijk weinig indruk maakt. Men hoort de kogels
fluiten, sissen of snorren, weet natuurlijk, dat er gevaar is, maar
verder ook niets.
Innerlijk misschien zullen er enkelen met een benepen gevoel
gedacht hebben „welke van die kogels is nu voor mij" maar van
een zichtbaar verlangen om zich bijvoorbeeld terstond te gaan
dekken achter de galangans van die groote sawahvlakte was geen
sprake. Integendeel, er waren afdeelingen waar te nemen, die
bij eene pauze in het voorwaarts gaan, om te vuren, op commando,
van haren commandant tot een knielen moesten worden gebracht.
In die pauzen luisterde men en zag men met nieuwsgierigheid
toe, (zooals reeds gezegd, sommigen misschien met een verborgen
gevoel van angst), om terstond daarop een drang tot voorwaarts-
gaan te krijgen. Een drang, die ten slotte zoo hevig werd, dat
door die sawah, waarin men tot halverwege de knie in de modder
zakte, om toch vooral niet tot de laatsten te beho oren, een soort
van wedijver ontstond, die menigeen bij het naderen van den
gampongrand eene hartklopping van vermoeidheid bezorgde.
Die hartklopping was dan ook voornamelijk een gevolg van
'c feit, dat het uittrekken der voeten uit de zuigende modder bij
herhaling eene spier in werking had gebracht die anders bij het
gewone gaan niet wordt gebruikt.
I. M. T. 1909. 52