690
Dergelijke „bevoegden" zijn schaarsch in Indië en zijn ze eens
een enkele maal aanwezig dan is het sukkelen door gebrek
aan maneges, gebrek aan geschikt paarden materiaal en door de
onvermijdelijke spoedige overplaatsing van den instructeur.
Thans zullen wij het aangehaalde artikel van den kapitein
Carp hieronder laten volgen. Het zij ons vergund het hier en
daar te commentarieeren, niet ter aanvulling, verduidelijking
of verbetering, doch om den gedachtengang van den schrijver
voor het Indisch Leger toepasselijk te maken.
Rijkunst en rijsport.
Rijkunst en rijsport streven, van een militair standpunt beschouwd, naar
een zelfde doel, nl. om paard en ruiter de vereischte voorbereiding, geschikt
heid en geoefendheid te verschaffen voor de te verrichten diensten, zoowel
voor vredes- als voor oorlogstoestanden.
Hoe komt het nu, zoo zou men kunnen vragen, dat beide, in plaats van
elkander aan te vullen, juist dikwerf vijandig tegenover elkaar schijnen te
staan, althans elkander wederkeerig niet die waardeering toedragen, waar
op beide toch evenzeer aanspraak mogen maken?
Wanneer, zooals voor militaire behoeften noodzakelijk is, aan beider doel
dezelfde eischen moeten worden en ook werkelijk worden gesteld, dan moet
de oorzaak voor verschil gelegen zijn in verschil van wijze waarop en van
de middelen waardoor naar de bereiking van hetzelfde doel wordt gestreefd
Dat zulks dan ook daadwerkelijk het geval is, moge uit de hier volgende
uiteenzetting van den gang van zaken blijken.
Kort samengevat is het verschil van doen dan als volgt uit te drukken
5Bij de rijsport is de ruiter objecthet paard subject-, bij de rijkunst is het
paard object en de ruiter subjectwaarmede het volgende wordt bedoeld:
De beoefenaar van de rijsport neemt het paard zooals het is, zooals het
hem in handen komt of wordt gegeven en gebruikt het nu, zonder veel meer
voorbereiding dan eenige gewenningswerkzaamheden, tot de beoefening,
hetzij van rensport, hetzij van jachtsport of ivan welke soort van rijsport ook.
Op gelijksoortige wijze gaat hij te werk bij de voorbereiding en opleiding
van het paard voor militair gebruik. Hij tracht en meent daarbij het paard
de vereischte geschiktheid en bruikbaarheid te geven en kunnen geven,
door de beoefening van het gebruiksdoel zelve.
De ruiter is daarbij hoofdfactor; deze maakt daartoe gebruik van ver
schillende hulpen en middelen te zijner keuze. Hij zal daarbij minder
goed, goed, of beter te werk gaan, naarmate hij voor zijn persoon behoort tot
de minderwaardige, tot de meerwaardige, of tot de betere beoefenaars van de
meer in 't bijzonder door hem beoefende rijsport. De wijze echter, waarop word t
te werk gegaan, wordt door den ruiter uitgemaakt, door hem vastgesteld. Het
succes hangt af van zijne meerdere of mindere handigheid en ondervinding.
Als de aangewende middelen maar tot het doel voeren, al is dit ook dik
werf slechts het doel van het oogenblik, is hem dit in den regel voldoende,
en stelt hij zich daarmee tevreden.
Het paard is hierbij slechts middel tot het doel, is nevenzaak (subject)
als dit slechts beantwoordt aan de eischen door hem, ruiter, gesteld aan