825
Om tot de beantwoording over te gaan van de vraag: „Is
het gewenscht dat de genie-officieren van het Nederlandsch
Indische Leger ook tevens pionier-officieren zijn, is het nood
zakelijk te onderzoeken
le. Wat van den pionier-officier in vredes- en in oorlogstijd
behoort te worden gevorderd;
2e. Welke opleiding hij daarvoor noodig heeft.
Stelt men de antwoorden hierop tegenover dezelfde in het
bijzonder ten opzichte van den genie-officier, dan zal eene ver
gelijking daarvan duidelijk doen uitkomen of genie-officieren
tevens pionier-officieren moeten zijn en omgekeerd.
ad le. Tot de pionierkunst behooren in het algemeen de
werkzaamheden die in tijd van oorlog vereischt worden voor:
het maken van inrichtingen tot legering van troepen;
het verbeteren en vernielen of onbruikbaar maken van
gemeenschapsmiddelen
c. springmiddelen en hun gebruik tot vernielingen en op
ruimingen
d. mineur- en sappeurkunst en
e. veldversterkingskunst.
ad a. Voor het maken van inrichtingen tot legering van
troepen wordt vereischt:
Bedrevenheid in het gebruik van pioniergereedschappen, het
verwerken van daarvoor benoodigde grondstoffen, bevestigen en
verbinden van daarbij te gebruiken materialen.
Het inrichten van bivaks, kampen of legerplaatsen, waaronder
meer in het bijzonder moet verstaan worden, het maken van
barakken, stallen voor paarden en rundvee, kookinrichtingen,
voorziening in drinkwater, wasch- en badinrichtingen, afleiding
van overtollig water, privaten enz enz.
ad b. Bij het verbeteren van gemeenschapsmiddelen komen
voorhet maken en verbeteren van wegen te land, spoor-, tram-
en waterwegen, middelen om het water over te gaan en seinge-
meenschap.
De wegen te land zullen hoofdzakelijk bestaan uit natuurlijke
wegen; wanneer bij uitzondering kunstwegen moeten worden