691
De schrijver ziet bij deze indeeling klaarblijkelijk af van de
bespreking van hen (en dat zijn er velen) die zich laten rijden,
d. w. z. zij die berusten als hun paard ergens geen trek in heelt.
Ook wij zullen die categorie onbesproken laten.
Voor hen, die indertijd een voortgezette manege opleiding ge
noten hebben, d. w. z. een periode doormaakten, waarin zij onder
bruikbaarheid en gehoorzaamheid van zijn wil, aan zijne dikwerf eigen-ge-
kozen middelen, is hij voldaan. In hoeverre deze wijze van doen soms
gaat ten koste van het paard of van het arbeidsvermogen, is voor hem
veelal een punt van ondergeschikt belang. Beantwoordt het paard ten
slotte niet aan zijn verwachting, dan ontdoet hij zich ervan en neemt een
ander.
Bemerkt hij, dat zijn wijze van doen gaat ten koste van het paard en past
hem dit niet uit een financieel oogpunt, dan doet hij het zoo mogelijk tijdig
van de hand, om zich voor schade te behoeden.
Kan hij in sommige gevallen zijn doel toch eigenlijk niet bereiken, dan
wordt dit toegeschreven aan eigenaardigheden van het paard of van het ras,
aan humeur, aan kuren, aan onvermogen enz.; allemaal zaken, waarmee
hij nu bij verder gebruik rekening moet houden, wil ot kan hij het paard
soms om een of meer van die redenen niet verkoopen.
Straks zal worden nagegaan of deze rijsport kan voldoen aan de eisclien
te stellen aan militaire gebruikspaarden.
De beoefenaar van de rij kunst neemt het paard ook zooals het is, of
zooals het hem gegeven wordt en bestemt het eveneens voor een bepaald
gebruiksdoel, dat evenzoogoed kan zijn rensport, jachtsport, als ieder an
der doel.
Aangezien echter, in tegenstelling met den rijsportbeoefenaar, het paard
voor hem object is, zoo hangt ook de wijze, waarop hij zal te werk gaan, af
■van het paard. Zoowel door een oordeelkundige voorbereiding, als door
juist gekozen oefeningen, moet het paard de vereischte physieke ontwikkeling
krijgen, om geschikt en bruikbaar te worden voor het gebruiksdoel, waar
voor het bestemd werd. Voor welk doel ook, het paard is voor den ruiter
nu het objecthet paard moet hem, ruiter, aangeven, welke oefeningen het
noodig heeft, om voor het beoogde doel geschikt te worden.
Het is den ruiter nu niet meer voldoende, dat hij met het paard rennen
of jacht kan rijden, dat hij het kan gebruiken als rijpaard, schoolpaard,
trekpaard, enz., maar het paard moet door physieke ontwikkeling zijn ge
worden: renpaardjachtpaard, rijpaard, schoolpaard, trekpaard, enz.
Wil dit doel bereikt worden, dan is de ruiter niet meer vrij in den te
volgen weg en de aan te wenden middelen; deze hangen niet meer af van
zijne keuze, van zijne eigen uitgevonden hulpen, van zijne handigheid.
Hij is nu meer gebonden en gehouden bij zijne oefeningen te werk te
gaan volgens vaste beginselen, ontleend aan de natuur en hare wetten. Doet
hij dit niet, dan bereikt hij het doel even zoo min als de rijsportbeoefenaar,
en de dressuur gaat ten koste van het paard en ten koste van het natuurlijk
arbeidsvermogen.