852 ervaring in den jongsten oorlog opgedaan. Hierdoor eigent het mach. gew* zich zoowel voor het gebruik in den veld- als in den vestingoorlog, bij den aanval als de verdediging, maar in het bijzonder bij de laatste. Door opstelling op moeilijk te ontdekken punten spaart men infanterie. Bij den aanval zijn de voordeelen niet zoo groot. Dezelfde munitie gebruikende als de infanterie, moeten ze van wege de vuurkracht gelijk met de infanterie vooruit. Dat is echter niet gemakkelijk. Van af 1000 VI. biedt een doel van 3 verzamelde menschen noodig om den mitrailleur te bedienen een groot doel voor den vijand. De munitieaanvulling is dan zeer moeilijk. Maar gelukt het een goede stelling te vinden,en veel munitie daar te verzamelen, dan is ook bij den aanval de volle vuur kracht te benutten. Als eerste eisch stelt men beweeglijkheid. Deze was in het begin van den oorlog onvoldoende. Het vervoer geschiedde toen op wagens. Daardoor kon de inf. niet bijgehouden worden en werden de colonnes opgehouden en verlengd, terwijl de bedieningen uitgeput waren, voor dat ze in het gevecht kwamen. De later geformeerde afdeelingen kre gen dan ook eenspannige karren. Daarom werd op marsch geen last meer ondervonden, maar nog wel in het terrein. Aanbeveling verdient het daarom de geweren en een deel der munitie op pakpaarden, de rest op karren te vervoeren. De keuze der stelling wordt beheerscht door de uitwerking; om deze zoo groot mogelijk te doen zijn is noodig: 1. niet vuren boven de 1000 M. 2. domineerende stellingen, om het vooruit en teruggaan van de eigen inf. te kunnen steunen 3. goed schootsveld, bewegingsvrijheid vooruit en terug, geen doode hoeken voor het front; 4. mogelijkheid, den aanval der inf. te kunnen steunen tot vlak voor de stelling 5. de stelling moet gedekt kunnen worden ingenomen en de munitie aanvulling gedekt geschieden. De vuurlijn moet vooral Diet regelmatig zijn, integendeel alle terrein plooien en dekkingen moeten opgezocht worden om den vijand het vin den van de opstelliDg moeilijk te maken. Zoodra de opdracht tot stellingname ontvangen is gaat de commandant zelf de stelling verkennen. Het oprukken geschiedt in open terein het best verspreid, vooral moeten flankbewegingen worden vermeden. Bij gedekt oprukken blijft alles zoolang mogelijk opgeladen. In het ter rein moet het marschtempo zoodanig zijn, dat de krachten van man en paard niet ontijdig d. i. voor de stellingname worden uitgeput. Daarom worde veel aandacht gewijd aan de verkenning van den opmarschweg. Beneden de 1000 M. geschiedt het bezetten van de stelling geweer voor geweer. De commandant gaat vooruit en wijst de plaatsen der geweren aan. Bij ieder geweer geschiedt dan het oprukken als volgt: eerst de pionniers met de gereedschappen en zandzakken, dan de affuiten der geweien, vervolgens de geweren en ten slotte de munitie. Bij Kanschati voldeed deze methode zeer goed en droeg zij bij tot beperking der verliezen. Verwisselen van stelling is noodig, omdat anders geen uitwerking meer verkregen kan worden. Eigen troepen zullen ten slotte het vuur hinderen bij het vooruitrukken en gevaar loopen getroffen te worden.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1909 | | pagina 182