694 - Erger is het, véél erger, bij de artillerie. De rijderij is daar beneden peil. De Javaansche stukrijder, in angst voor dat hooge beest, dat er of vandoor gaat öf niet loopen wil, soms slapend met rollende dijen op z'n paard, niet in staat (omdat hij het niet geleerd heeft in voldoende mate) om zit en beenen aan te wenden, en als hij het doet het paard in een houding brengend dat het niet meer trekken kan, die stukrijder maakt een droevigen indruk. Hij, noch het militair gebruikspaard" beantwoorden aan de te stellen eischen. Is het wonder? Ik kom hier straks nog op terug en laat hieronder het verdere betoog van den kapitein Carp volgen: Voldoen nu onze militaire paarden aan bovengenoemde 8 eischen? Bij de artillerie, het wapen dat ik ken, aan geen enkel. Bij de cavalerie van hetgeen ik ervan zag evenmin wat sub 3e betreft. Maar men beschikt bij dat wapen althans over instructeurs bij de escadrons met een voortgezette opleiding, die dus rijles kunnen geven. Verbetering treedt daar dus aan stonds in zoodra men over maneges beschikt en men den tijd eraan geeft om kader en manschappen rij- of africhtingscursussen te doen doorloopen. Bovendien zal men bij het ruiterwa- pen binnenkort beschikken over een percentage officieren die de rijschool in Amersfoort gevolgd hebben. De sub le en 2e gestelde eischen zullen daardoor des te beter tot hun recht komen en sub 3e zal volgen. Tot de eischen aan militaire gebruikspaarden te stellen behooren dan 1°. Het paard moet door de dressuur gemaakt worden tot een gewillig, gehoorzaam en nuttig werktuig in de handen van een gewoon ruiter. 2°. Het paard moet geschikt zijn voor het geven van rijkunstig onderwijs aan den ongeoefenden ruiter. 3°. Het paard mag, noch door de dressuur, ndch bij later gebruik, ontijdig verslijten, noch verliezen aan natuurlijk arbeidsvermogen, maar integendeel daarin vooruitgaan. Kan nu de rijsportbeoefenaar, en zal het paard, door dezen op de hier- voren omschreven wijze bruikbaar gemaakt, aan deze eischen voldoen Kan hij, voor wien het paard subject is, voor wien ieder middel goed is, wanneer dat middel slechts tot het doel voert, al is dit ook slechts een doel van het oogenblik, aan den ongeoefenden ruiter iets anders onderwijzen dan hetgeen hij zelf kent, dan de wijze waarop hij zelf te werk gaat, en waarvan hij ook het voorbeeld geeft 'i

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1909 | | pagina 18