864 matie niet stellen kan, maar uitsluitend voor de verdediging." „Eerst „wanneer liet Javaansche volk op verovering uitgaat, bijv. van Sumatra, „zal het een aanvalslegerd. i. een leger met „Europeesehe formatie" „(en Sumatra dan een verdedigend legerstelsel) behoeven." Een derge lijk verschijnsel doet zich, volgens schrijver, ook voor in de westersche staten. Men onderscheidt daar altijd volgens schrijver „verdedigings- legers" en „aanvalslegers." De meeste der staten met aanvalslegers bezitten „tevens een afzonderlijk organisme met speciale inrichting voor „hunne verdediging, waarvan de leiding meer of minder gecentraliseerd „kan en moet zijn naarmate het land meer of minder vlak en open is." „Die staten zijn er van doordrongen," zegt schrijver, „dat aanvalslegers „door opleiding, geest, maar vooral samenstelling minder geschikt zijn „voor een defensief optreden." Om zijne bedoeling ten deze te verduide lijken, noemt schrijver een voorbeeld en zegt: „Japan heeft zich een „zuiver aanvalsleger aangeschaft („et pour cause", zooals gebleken is); „een machtig eilandenrijk met krachtige vloot behoeft door de verdediging „te land zijne krachten niet te versnipperen1). Volgens deze theorieën, waarmede schrijver een geheel nieuw licht ontsteekt in zake legerorganisatie en landsverdediging, zouden dus de Atjehsche maréchausée divisiën, als zijnde geen „Europeesehe formatie", voor den aanvallenden oorlog niet deugen. Op een andere plaats ver meldt schrijver intusschen: „Men stelle zich eens voor, dat wij bijv. den Atjeh-strijd hadden aangevangen zonder andere krachten dan inboorlingen uit de Europeesehe formatie; welk een debacle zou dat gegeven hebben; had men toen echter de beschikking gehad over het tegenwoordige korps maréchaussee1200 man sterkde geschiedenis van dien strijd zou reeds lang voltooid en geheel anders geschreven zijn 1 Nu eens heet het, dat de aanvallende oorlog het zonder Europeesehe formatie w. o. dan te verstaan een organisatie op westersche leest niet kan stellen, voorts dat de maréchaussee-formatie geen Europeesehe formatie is, en weer op een andere plaats, dat in een aan vallenden oorlog t. w. tegen Atjeh die niet-Europeesche maréchaussée-formatie zoo uit nemend is gebleken. De logica in schrijver 's gedachtengang ontgaat ons geheel. „Java heeft een verdedigend legerstelsel noodig", zegt schrijver, „zelfs met sterke decentralisatie". Dit laatste van wege de bergachtigheid en de boschrijkheid van het eiland. Dat verdedigend legerstelsel denkt schrijver zich aldus: „Het blanke „element (in het Indisch leger) behoort de Europeesehe formatie te be houden en de weerstandskern van het leger (bedoeld is van de weer- „macht) te vormen". De inboorlingen daarentegen „moeten onder den „naam van „lichte infanterie" of „karabiniers", en vermengd alsof zij „één landaard vormden, worden bijeengebracht in afdeelingen, geheel „overeenkomende met het Indische korps maréchaussee en op dezelfde „wijze bewapend: met den klewang (tegen een buitenlandsehen vijand „te vervangen door een pionierwerktuig) en de karabijn". Naast het eigenlijke leger moet dan een Javaansch volksleger worden opgericht, hetwelk uitsluitend de bestemming heeft „om in een oorlog met een „buitenlandsohe macht op te treden in samenwerking met het eigenlijke 1) Wij cursivceren.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1909 | | pagina 194