866 „den rug overvleugelen, hem den toevoer afsnijden, afmatten en zware verliezen toebrengen, om hem zoo ten slotte tot eene gemakkelijke „prooi te maken voor onze Europeesche kerntroepen, die hem van nu af „krachtig aanvallen en, bij succes, vervolgen, steeds gesteund door de „lichte infanterie en het volksleger. In het zware terrein hebben de „Inlandsche brigades vrij spelzij bedienen zich uitsluitend van haar „vuur, wijken uit, wanneer zij vervolgd worden, om terstond weder op „te komen, wanneer de vijand, die in dat terrein licht het verband ver biest, afhoudt". Wij zullen schrijver 's praemisse maar niet toetsen aan hetgeen bui- tenlandsche legers ons te zien geven. Ieder lezer kan dat voor zich doen. Hoe schrijver van die Inlandsche brigades kan verwachten, dat zij 's vijands landing zullen beletten en diens landingsarbeid verstoren en hoe hij in het algemeen eenige ernstige onderneming van die zelfstan dige brigades kan verwachten, waar hij zelf zegt, dat de inboorling vooral afkeerig is van openlijk standhouden onder moeilijke omstandig heden, als daar zijn: „hevig infanterie- en artillerievuur, oorverdoovend gedruisch, dat hem licht het hoofd moet doen verliezen," is ons een raadsel. Schrijver wil zich toch niet beroepen op de prestaties van den Javaan tegenover den inlandschen vijandwaar hij zelf erkent dat het gevecht tegen dezen vijand slechts „Spielerei" is in vergelijking met den strijd tegen een naar westersch model georganiseerde, bewapende en geoefende krijgsmacht? Overigens merken we alleen op, dat het maar jammer is, dat de oorlog niet op papier wordt gevoerd, met woorden, en dat we er op moeten rekenen, dat de vijand niet al te onbenullig zal doen. „De brigades van de lichte infanterie en van het volksleger treden „zelfstandig op, los van de Europeesche divisiën een verband tusschen „beide hoofdbestanddeeleu" d. i. het Europeesch element eenerzijds en het inlandsch element anderzijds „en tusschen de brigades onderling „moet slechts in zoover bestaan, als noodig is, om met aanwending van „alle krachten een bepaald doel te bereiken." „Toch zullen zij" d. z. de brigades „ook, wanneer dat noodig is, in afdeelingen vereenigd „kunnen optreden, maar dit verband zal niet nauwer behoeven te zijn „dan door eene doelmatige onderlinge ondersteuning geëischt wordt. Met dit woordengescherm maakt schrijver zich af van het hoogst be denkelijke, het ondeugdelijke in zijn organisatie, dat daarin ontbreekt het organiek verband, zonder welk doelmatige samenwerking een illussie is. Ten slotte nog dit. Schrijver voelt zelf, dat zijn verdedigingsstelsel, dat daarop neerkomt dat de overheerscher d. z. wij de inboorlingen voor zich de kastanjes uit het vuur laat halen, waar het geldt het al of niet behoud van het Nederlandsch gezag op Java, hoogst onnatuurlijk is. Hij wil echter dit onnatuurlijke wegredeneeren, door te praten met den Javaan om dezen aan het verstand te brengen, dat strijden voor het behoud van het Nederlandsch gezag voor hem eigenlijk niet anders is dan strijden voor eigen voordeel. En op dezen absoluut onverzekerden basis bouwt schrijver een stelsel van verdediging als het tenminste dien naam mag hebben op, dat, indien bet werd gevolgd, zou medebrengen „omverhalen" van de bestaande legerorganisatie, of beter gezegd des organisatie van het grootste deel van het bestaande leger door invoering van eene, zooals schrijver dat wil, „onsamenhangende" maréchaussee- formatie. G.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1909 | | pagina 196