867
In het Orgaan der Bereden Artillerie No. 6 schreef J. H. Westerveld
het eerste gedeelte eener studie over Munitie-aanvulling, waarin
hij aan dn hand der Nederlandsche, Fransche, Duitsche en Zwitsersche
reglementen, nagaat, hoe men in de verschillende legers getracht heeft
te voldoen aan de eischen van groote munitie-uitrusting en verzekerde
munitie-aanvulling.
Luit. Alting van Geusau geeft in een artikeltje „Het Schieten
over voorliggende dekkingen" aan, op welke verschillende ma
nieren de B. Ct vóór het innemen der stelling de plaats zijner vuurmon
den achter de dekking kan bepalen en komt tot het besluit dat het een
voudigste is, een door hem uit eene lezing van Kap. Logger in Krijgs
wetenschap '06'07 overgenomen staatje te schrijven in de schootstaiel.
In het „Overzicht" achteraan deze aflevering lazen we het volgend
bericht, overgenomen uit de Deutsche Schlösser- und Schmiede-Zeitung
1909 No. 8:
„Een aluminium-legeering, die het hoefbeslag zoo sterk maakt als ijzer
„is in Engeland uitgevonden. Ze bestaat uit 30 deelen aluminium, 1 deel
„kanonnenbrons (10 deelen koper, 1 deel tin, j- deel zink) en j- deel
„wit metaal (6 deelen tin, 1 deel koper, 6 deelen zink, 1 deel antimoon).
„Dit metaal wordt in staven gegoten en na het stollen in warmen toe
stand gehamerd en tot hoefijzers bdwerkt."
In Mavors No. 6 zet de kapitein H. C. J. Meys zijne beschouwingen
over den pionierarbeid in den veldoorlog voort; thans behandelt hij hoe
daardoor 's vijands vuuruitwerkiog te verminderen is.
Interessant zijn de schetsen van de dekkingen, die het He en IVe
Japansche leger bezigde. Luitenant K. E. Oudendijk behandelt het nieuwe
schietvoorschrift (ontwerp) der Nederlandsche Testing Artillerie dat tevens
de richting en de waarneming omvat. Hierin zijn ingrijpende wijzigingen
gebracht. Zoo zijn a'le zijposten vervallen bij het schieten, behalve bij
het vuur op luchtballons.