695 Bij de artillerie echter is de toestand eenvoudig hopeloos Daar gloort geen licht aan de kim, zooals bij de cavalerie. De ambitie bij de jongeren in de rijderij moge nog zoo groot zijn, ze hebben geen leiding. De prestaties in Banjoe-Biroe moge, gelet op de omstandigheden, bewondering afdwingen, de bij de batterijen aankomende paarden en het daar te gebruiken perso neel moet in herclressuurvooral het personeel. En bij de artillerie bestaat géén kans op verbetering. De weinige bevoegden komen niet aan den troep ten goede. Waar wordt geregeld rijles gegeven, welke jonge veldartilleristen worden hippisch opgeleid Klaargestoomd en overgeplaatst wor den ze, naar vesting-artillerie, hoofdbureau of werkplaatsen, om dan later als B. C. terug te komen en zich te verwonderen dat „de jongelui tegenwoordig zoo weinig van de zaak afweten" 2). Welke jonge artillerie-officieren, die nu eens niet in Banjoe- Biroe geweest zijn, kunnen b.v. hoefbeslag beoordeelen. Ja, ze weten iets van lippen, en van „niet te nauw" maar vraag ze eens, welke gevolgen het heefc als een paard te wijd beslagen wordt, welken invloed lippen op het hoefmechanisme hebben, waarom klapijzers geen nagel in den toon hebben, hoe, waar en waarom men vaseline gebruikt, welken invloed vase line heeft op de zool, op den wand, op den kroonrand, wat men te doen heeft bij brokkelhoeven ten gevolge van tevéél vocht, van te weinig vocht in de hoornsubstantie. Let eens op, als de heeren van de plaats in galop moeten aanspringen, hoe ze hun zitvlak naar achteren brengen, en er een paar sporen inplonsen, zonder zich rekenschap te geven of het paard rechts of links moet aanspringen. Ziet ze hun paard aan een touw laten tollen („longeeren" is 't niet). Waar zouden ze't ook geleerd hebben Verwonder U niet als ge een paard op de rechterhand ziet „longeeren" en de zweep in de rechterhand ziet houden, vóór het hoofd van 't paard. Kromo of Karto holt er achter aan, jagend en gesti- 1) Wel is er sprake van het uitzenden van artillerie officieren geweest, doch zoo ver mij bekend met weinig succes. 2) Men noeme dit niet overdreven. Ik erken er zijn „horsemen" bij de troep maar zéér sporadisch. Een staaltje: De hoefsmid kwam zich eens beklagen dat de luit. v. d. week hem een standje gemaakt had dat de straal den grond raakte. Dat mocht niet!

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1909 | | pagina 19