973
Geen voortgezet vuur maar vuuroverstelping met tusschenpoozen, in
verband met beweging en zichtbaarheid van den tegenstander, zal regel
zijn.
Infanterie die in zulk een vuur verrast wordt, zal zich in de eerste
plaats op de een of andere wijze trachten te dekken en kan voorts door
den rook der springende projectielen zelf niet vuren. Zelfs kan de artil
lerie, mits zelve niet onder vuur, zoodoende de beweging der infanterie
in open terrein totaal onmogelijk maken. De eigen infanterie kan, zulke
momenten benuttende, flink ierreinwinnen.
Op artillerie, waarop men ingeschoten is, zullen die overstelpingen
met vuur een zelfde uitwerking hebben. Zij is zoolang de salvo's voort
duren en de moreele invloed zich doet gevoelen, buiten gevecht gesteld.
De bediening van op zulke wijze beschoten batterijen zal verplicht zijn
zich te dekken. Schildbatterijen zullen echter niet vernietigd worden
en kunnen nadat zij niet meer beschoten worden, het vuur hervatten.
Aangaande schildbatterijen ontbreekt nog de noodige oorlogservaring.
Men neemt echter aan dat deze in open stelling tot op 400 M. van in-
fanterievuur in front niets te vreezen hebben. Ten allen tijde zij men
er aan indachtig dat deze overstelpingen met vuur door het groote mu-
nitieverbruik beperkt zijn.
Langzaam artillerievuur zal uitzondering zijn en slechts voorkomen
bij het inschieten op vaste punten in het terrein. Dekking, dus de leegte
van het slagveld, zal het beste middel zijn tegen die vuuroverstelpingen.
De infanterie moet op bekwame wijze van de natuurlijke en kunstmatige
dekking gebruik maken.
De artillerie echter zal, om in beweging zijnde doelen onder werkzaam
vuur te nemen, gedwongen zijn de eigen dekking te verlaten en zich
bloot te stellen aan een vijandelijken vuuroverval.
De Boerenoorlog heeft de machteloosheid van zelfs dagenlange artil
leriebombardementen bewezen en de Russisch-Japansche ooolog zulks
bevestigd. Om uitwerking te verkrijgen moet de vijand gedwongen worden
zich te vertoonen en dat kan alleen de infanterie doen. Dus gelijktij
dig optreden van beide wapens, om beslissende resultaten mogelijk te
maken.
Voorts heeft de krijgservaring geleerd dat tegen half-gedekte of gedekte
batterijen granaatkartetsvuur uit veldgeschut slechts geringe uitwerking
heeft; neemt men bovendien als nieuwen factor in aanmerking de schil
den, dan kan men wel zeggen dat volslagen vernietigen van vijandelijke
artillerie zelden meer voorkomt, doch dat slechts tijdelijk buitengevecht
stellen regel zal zijn.
Geheel buiten gevecht stellen zou misschien met brisantgranaten moge
lijk zijn, doch onder voorwaarde dat de batterijen tot ongeveer 25 M.
nauwkeurig in den vuurbundel liggen en om dit te verkrijgen moeten
de vurende batterijen zich bloot geven. (Bij genomen proeven uit half-ge
dekte stelling waren 600 brisantgranaten noodig om een batterij volko
men buiten gevecht te stellen).
Yoor het moderne artillerievuur is inschieten voldoende om in geval
van nood spoedig met salvo's dan wel met strooi vuur te kunnen ingrij
pen, ten minste voor zich bewegende of korten tijd zichtbare doelen.
Op vaste doelen zooals loopgraven, boschranden, gehuchten, steunpunten
enz., zal echter nauwkeurig inschieten nog altijd noodig zijn.