996 Tweede Voorpostenbevel. 1. Omtrent den vijand is niets naders vernomen. 2. De cavalerie te Banaran en te Banjoe Biroe brengen den nacht nabij hare opstellingsplaats door en voorzien daarbij zelve in hare be veiliging. Met het aanbreken van den dag vat zij hare taak, als om schreven in het voorloopige voor postenbevel, weder op. Het peloten te Banjoe Biroe bewaakt ook ge durende den nacht den weg naar Omba RRw&. 3. Bij het aanbreken van den nacht verlaat het voorpostendetache ment, met achterlating van 1 sectie, den G. Blarak en stelt zich op te Kaloerahan tot afsluiting van den weg naar Magelang. Bij het dag worden wordt de opstelling op den G Blarak hernomen. Gedurende den nacht blijft het slagvaardig; overdag kan het rustende gedeelte gekleed slapen, 's Nachts gaat elk uur eene patrouille uit om de ver binding etm het gros te onder- ohuden. 4. Het gros bivakkeert te Djam- boe. 's Nachts gekleed slapenover dag volle vrijheid om te rusten. 5. De sectie aan het station kan overdag gekleed slapen, doch blijft 's nachts slagvaardig. 6. Verkeer wordt alleen langs den grooten weg, in de richting naar Omba Rawa, toegelaten. 7. Versperringen kunnen aan- egbracht worden, mits snelle ver wijdering met het oog op het a. s. Schriftelijk aan de commandanten oprukken door onze eigen troepen der compagnieën en der cavalerie. mogelijk is. De Voorpostencommandant, R. Majoor. 2. De maatregelen van den Commandant van het linkervak. De Commandant van het linkervak ziet op de kaart, dat de voornaamste weg, waarlangs de tegenpartij van uit Soerakarta den spoorweg kan na deren, zich bij Sal&tig& splitst in tweeën naar Toentang en naar Brinuin. Bovendien gaat van uit Salatiga een goede weg zuidwaarts van den TelSmaj&

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1909 | | pagina 330