710
De oorzaken en aanleidingen tot den opstand zijn in 't voor
afgaande ontvouwd; voldoende is daar gebleken, dat de koloniale
regeering zich niet geheel vrij van schuld kon gevoelen. Zij
streefde echter niet naar verzoening met de inboorlingen, maar
van den aanvang af stond meer het idee van een verdelgings-
krijg op den voorgrond, zooals op meerdere plaatsen, zelfs in
het officieel verslag van den Herero-oorlog (Yierteljahrshefte 1906)
duidelijk blijkt. En daarvoor waren zeker de aanwezige troepen
niet voldoende. Dat men overigens zich individueel wraak
zuchtig gestemd voelde tegenover een vijand, die op wreede
wijze weerlooze farmers en zwakke detachementen had over
vallen en vermoord, is verklaarbaar, maar wraak is een zeer
slecht strategisch beginsel.
In het Moederland waren in dien tusschentijd de noodige
maatregelen genomen om den opstand te kunnen dempen. De
algemeene leiding werd door den Keizer toevertrouwd aan den
Chef van den Generalen Staf in Duitschland. Dit was al een
zeer merkwaardig besluit. De Chef van den Generalen Staf,
op zulk een reusachtigen. afstand van het oorlogstooneel ver
wijderd, persoonlijk onbekend met het terrein en zijn moeilijk
heden in de kolonie, kon onmogelijk de aangewezen persoon
zijn voor dezen gewichtigen post. De leiding had ongetwijfeld
aan den troepen-commandant moeten zijn overgelaten, die dan
onmiddellijk, ook bij gewijzigde omstandigheden, de noodig ge
achte maatregelen kon nemen. Bij de thans getroffen regeling
moest ook noodeloos tijdverlies geleden worden door het over
seinen der berichten naar Duitschland en het afwachten der
daarop gegronde directieven. Vooral in een kolonialen oorlog
als deze, met een beweeglijken, aan geen terrein en geen trei
nen (alleen kudden vee) gebonden vijand, konden de strategische
maatregelen niet dan in zeer ruwe trekken te voren worden
vastgesteld. Blijkbaar heeft men te Berlijn den kolonialen oor
log op één lijn gesteld met een Europeeschen en is men daar
door tot deze eigenaardige regeling gekomen.
De troepen ter aflossing van een deel der bezettingstroepen
kwamen (226 man) den 3en Februari in de kolonie aan; het
zal duidelijk zijn, dat er nu van geen aflossing doch slechts van
versterking sprake kon zijn.