1058 zoowel als het moreele overwicht geboren, welke laatste ten slotte den doorslag geeft; zóó overwint de aanvaller, niettegen staande het vuuro ver wicht niet aan zijn zijde is. Diens vuur doet reeds zijn plicht, wanneer het daardoor gelukt storend te werken op het geregeld vuren van den verdediger; méér is bij gelijke frontbreedte niet te verlangen. 5e. Infanterie die tot den aanval opgeleid wordt, moet dus niet den vuurstrijd zoeken, maar moet leeren dezen strijd te ontwijken op de wijze als sub. 4 vermeld, om de beweging waarin het overwicht van den aanval ligt, niet te doen stokken. 6. Een juiste aanvoering zal dus den drang tot den aanval daar doen zijn, waar de omstandigheden den aanval mogelijk maken en niet daar waar de verdediger den vuurstrijd wenscht. 7. Om de troepen in vredestijd er aan te gewennen dat zij in het vuurgevecht juiste formaties kiezen, ontvangen zij van den scheidsrechter slechts mededeeling omtrent de eigen verliezen, die slechts dan door verliesvlaggen den verdediger getoond worden, wanneer zij hem in werkelijkheid, hetzij door slechte formaties, hetzij door niet juiste gebruikmaking van het terrein, ook in werkelijkheid opgevallen zouden zijn. 'bewerkt naar een artikel in liet. M. W. B). D.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1909 | | pagina 394