1086 met eene oplossing van sulphas zinci, hetgeen voor den patient zeer pijnlijk is, maar ook veel minder pijnlijk met nieuwere betere middelen, die echter in de apotheek niet voorradig zijn of wel van een kwaliteit, die ze absoluut onbruikbaar maken voor toepassing bij oogheelkunde. De militaire apothekers krijgen soms medicijnen, die vijf of meerjaren oud zijn; gevolg: de obat helpt niet, de fut is er uit. Vraagje dan: hoe komt het toch dat die obat, die mij den vorigen keer zoo goed geholpen heeft, nu niets geeft Het antwoord luidt: „Misschien heeft u nu obat gehad van een andere bezending, een opruimiugsfactuurtje. Kan het legerbestuur hier niet eens een onderzoek naar doen? Ik vermeen, dat dit een groot belang is voor alle landsdienaren, die recht op kostelooze verstrekking van medicijnen hebben en zeker bespaarde het èn doctoren èn apothekers menig zuur gezicht en vele nachtmerries. Wij laten de beweringen omtrent verkrijgbaarheid en qualiteit der geneesmiddelen voor rekening van den schrijver, maar moeten toch op merken dat, indien ze waarheid bevatten, hij op een zeer ernstigen mis stand gewezen heeft. Inde Locomotief van 18 Sept. schrijft Bart over D e positie van den Kaptein in het N. I. Leger waaruit het volgende is overgenomen: „Langzamerhand, heel langzaam langs zeer geleidelijke lijnen van gelei delijkheid is men in de laatste 5 of 6 jaren voornamelijk bij het hoofd wapen van het leger afgezakt tot hoe langer hoe lager eischen, die gesteld moeten worden aan hen, die geschikt geoordeeld mogen worden voor den hoofdofficiersransr. Daarom schijnt twijfel gerechtvaardigd of het aldus in het leven geroepen hoofdofficierskorps en ook de officieel erkende aspiranten wel in alle opzichten voldoen aan die eischen, welke vooral elders en in verband met zijne positie in het leger aan den hoofdofficier moeten worden gesteld. Op sommigen heeft het van lieverlede den indruk gemaakt, als zou het officierskorps de allures gaan aannemen van een philantropisch asyl, waarin nog altijd figuren een gastvrij onderdak vinden, die beter deden zich te gaan nestelen rondom den Hollandschen haard. En daar door zijn we in een toestand geraakt, waarin het gros der officieren niet meer den kapiteinsrang beschouwt als zijn baton de maréchal, maar waarin de geschiktheid om te eeniger tijd met een gouden kraag te worden getooid op zóó gemakkelijke wijze althans iu vergelijking met vroeger wordt verkregen, dat men er soms aan zou moeten twijfelen, of het werkelijk ernst is. „Of zou ook hierin weder het kassian stelsel het leger parten spelen? De mogelijkheid bestaat. Herhaalde malen is er reeds met klemmende bewijzen de aandacht op gevestigd, dat het tegenwoordige kapiteinspensioen, nog dateerende uit 1870 zooveel, niet meer in redelijk verband staat tot den algemeenen loon- en levensstandaard in Europa en de ongelukkige, die na 20 lange jaren van eervollen dienst als officier bij het koloniale leger soms de borst versierd mer, hooge koninklijke onderscheidingen in den harden krijg verworven met zijn karig pensioentje van schoon aan de haak 1880 naar patria trekt, gaat daar niet anders dan een fatsoenlijke armoede te gemoet. Wij allen weten dit en allen hebben wij

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1909 | | pagina 422