1097 En dat herhaal ik, die zijn niet te koop, die moeten gekweekt worden, blijkens de verdeeling der batterij commando's (zie blz. „Men zal mij misschien tegenwerpen, dat «rijden" toch niet alles is, dat te ver gedreven paardenadoratie en te veel aandacht voor de hippische op leiding het doel en wezen der zaak, het artillerist zijn, zou voorbijstreven. „Volkomen juist, paardenaanbidding is reeds vaak ten nadeele gekomen van wapeneischen. Maar gegeven den toestand van het wapen der artillerie thans, het overgangstijdperk, de overstelping met proeven, het «spoedwerk" te Banjoe Biroe, dat alles maakt dat het wapen tot een inzinking zal geraken als niet spoedig maatregelen getroffen worden die ons in de toekomst een waarborg geven dat geen gebrek aan veldartilleristen zal heerschen, d. w. z. officieren in staat, èn door opleiding èn door langdurig verblijf bij het wapen, een batterij in alle onderdeelen te kunnen commandeeren, overzien, beheersehen en controleeren. „Men vergete niet dat 4 kanonnen in een geschikte opstelling, tot vuren gereed staande, gecommandeerd kunnen worden door één goed onderofficier, bediend door 20 korporaals en manschappen en dan nog een bevredi gende uitwerking hebben. Een veldbatterij, met al z'n officieren, voertui gen, kader, paarden, stukrijders enz. enz., telt ook maar 4 stukken welnu het verschil is voor het overgrooote deel noodig om met die 4 stukken in die stelling op een behoorlijke manier te komen. De mogelijkheid daar toe staat en valt met onze mobiliteit. Die mobiliteit te bewaren is sinds de invoering der Australiërs niet gelukt, die is sinds 1907 met reuzenschreden achteruit gegaan, Banjoe Biroe heeft ons niettegenstaande reuzeninspanning niet kunnen voorzien van afgerichte, voor de batterij geschikte paarden en stukrijders1) (dat is waarlijk de schuld niet van de 4e veldbatterij), in het garnizoen is men evenmin in staat de hippische aangelegenheden op peil te brengen en weldra zal men, tenzij krachtdadig ingegrepen wordt, zien dat de B. A. achterblijft bij de andere wapens en niet meer (zelfs al had ze snelvuurgeschut) zal passen in het kader van het brigadeverband, welks invoering zulk een krachtige stoot gegeven heeft om het tactisch peil van het Indisch Leger te verhoogen. „Zal de artillerie achterblijven, dan zal de paardenquestie niet de eenige oorzaak zijn. Er zijn er meerdere, a. d. z. verwapening, gebrek aan kader van goed gehalte, verloop der werving, veelvuldige overplaatsingen enz. Doch dat zijn altemaal zaken waaraan met geld of met een vasten wil een einde gemaakt kan worden. Maar om over 4 of 5 jaar te zeggen, kom ik heb er 't geld voor over, laten wij nu eens 8 B. Cn. van 30 35 jaar bestellen, 10 luitenants van «de veld" tusschen de 25 en 30 en 25 dito's tusschen de 20 en 25, allen geschikt voor hun dienst en in staat de inzinking te doen eindigen, menschen dus tactisch onderlegd, technisch ontwikkeld, goede ruiters, in staat rijlessen te geven, paarden af te richten, paarden aan te koopen, dus «horsemen", die de rijkunst verstaan. „Zie, die zijn niet te koop. Die moeten gekweekt worden, endoet men dat 1). Men begrijpo mij goed: De africhting der paarden was zoo slecht niet, integendeel, maar de bij de batterijen aanwezige stuhrijders konden die paarden met die africhting niet rijden.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1909 | | pagina 433