35 onze injjze can beoordeelen mei praktisch en juist?
li.
Reeds was ik bezig een vervolg te bewerken van bovenstaand
artikel, waarin ik door het schetsen van momenten in het huidige
beoordelingssysteem wilde trachten om meer belangstelling uit
te lokken in deze voor ons officieren zoo belangrijke aangele
genheid.
Want ik vreesde, dat mijne studie het lot zoude deelen van
zoovele andere artikelen in dagbladen en tijdschriften, te meer,
omdat ik slechts één antwoord mocht ontvangen op de door mij
in beperkten kring aangeboden afdrukken en ik er aan twijfelde,
of de zoo dikwerf ten onrechte verguisde postdienst schuldig was
aan het stilzwijgen.
Tevergeefs had ik mij afgevraagd, wat hiervan wel de oorzaak
kon zijn en ware dit onderwerp dan ook in zekere Hooge ver-
gadering behandeld, dan zoude het antwoord op eene interpel
latie in zake hebben kunnen luiden „dat onze wijze van be
oordeelen immers praktisch is en juist, omdat slechts eenige
„Indische officieren schriftelijk hunne belangstelling daarin heb-
„ben getoond".
Welke richting het uit moet met een nieuwe wijze van
beooi deelen laat ik in het midden, er zijn meerdere goede wegen
die naar Rome voeren; de hoofdzaak is dan ook, dat de weg
goed zij.
Met groote dankbaarheid begroette ik het No. 5/1909 van ons
orgaan, waarin de heer H. C. Kerkkamp op zoo vlotte, frissche
wijze zijne denkbeelden uiteenzet.
Het woord kantteekening vind ik zelfs, in de beteekenis die
wij eraan hechten, te „bescheiden" gekozen, al ben ik overtuigd,
dat hij desniettegenstaande door zijn schrijven met het beoor-
deelingsvraagstuk wel „weiter hier" zal komen.
Schrijver opent ons het vooruitzicht om na terugkomst in
t. M. T. 1909. ,R