1122 landsch-Indië getoond, dat geen terrein te moeielijk voor hen is, dat zij komen kunnen, waar zij willen. Versterking van onze cavalerie is zoowel om de daaraan ver bonden groote kosten, als om de moeielijkheden aan het ver krijgen van paarden en aan eene gewaarborgde aanvulling ver bonden, niet wel mogelijk. Welnu dan drale men ook niet langer om onze kleine ruiter schaar een ruggesteun en ons leger eene gewaardeerde ver sterking te geven in den vorm van wielrijders-strijders. De wenschelijkheid en het nut zijn reeds zoo dikwijls door meer bevoegden meer uitvoerig betoogd, dat ik daarover met verder zal uitweiden. De kosten mogen in deze, als de noodzakelijkheid erkend wordt, geen beletsel zijn. Trouwens als de financiën nu nog niet dadelijk toelaten een geheel bataljon wielrijders op te richten, bestaande uit eén compagnie berichtrijders en drie compagnieën strijders, tegen de oprichting van een half bataljon, samengesteld uit één com pagnie berichtrijders en één compagnie strijders kan nu uit een financieel oogpunt géén bezwaar bestaan. Groote kosten toch zijn daaraan tha,ns niet verbonden. Men vereenige n. 1. slechts de compagnie berichtrijders te Weltevreden en de compagnie strijders te Atjeh in één garni zoen op Java onder het commando van een hoofdofficier; zijn later de financieele omstandigheden gunstiger dan voege men successievelijk daaraan eene derde en eene vierde compagnie (beide strijdersafdeelmgen) toe. De samenstelling zou ongeveer kunnen zijn Staf: 1 majoor; 1 luitenant-adjudant 2 adjudant-onderofficieren 2 stafschrijvers 1 schoenmaker (zadelmaker); 1 kleermaker 7 rijwielherstellers le compagnie Berichtrijders. 1 kapitein

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1909 | | pagina 460