1124
Inlanders kan worden samengesteld, met behoud natuurlijk van
het Eur. kader in de voorgestelde formatie opgegeven.
Noodig is daartoe slechts, dat de lust om bij de compagnie
berichtrijders geplaatst te worden en te blijven, wordt aange
wakkerd door eene billijke soldij verhooging, in verhouding tot
de hooge eischen, die aan de berichtrijders gesteld moeten worden,
dus hoogere inkomsten dan thans worden gegeven.
Aan de strijders behoeven weliswaar niet zulke hooge eischen
gesteld te worden, wat betrouwbaarheid en intellect betreft,
de door hen te verrichten diensten zullen echter nog vermoei
ender zijn, dan die der berichtrijders, zoodat ook voor hen, eene
flinke soldij verhooging noodig is, zij 't dan ook, dat deze naar
mijne meening iets lager gesteld zou moeten worden dan die
van de berichtrijders, om den lust om bij laatstgenoemden in
gedeeld te worden, te bevorderen. Ook voor de strijders is de
opleiding echter uiteraard meer-eischend dan voor den gewonen
infanterist; hij is toch èn infanterist èn bovendien wielrijder.
Ook bij den strijder-wielrijder moet door eene flinke soldij -
verhooging voorkomen worden, dat hij aan het „mik-mik sadjah"
de voorkeur geeft.
De aanvulling van de berichtrijders waarvoor gééne reserve
is uitgetrokken, wat thans wèl het geval is kan dan plaats
hebben uit de meest intelligente strijders, wat tevens voor
dezen eene aansporing zal zijn om theoretisch uit te blinken.
Aan den oneigenlijken en ongewenschten toestand, dat de af-
deeling berichtrijders eene compagnie uitmaakt van het 10e
Bataljon, waardoor de commandant van dat korps slechts de
beschikking heeft over drie compagnieën en in eene halve ver
houding staat tot de vierde compagnie, de berichtrijders, zou
door de oprichting van dat halve bataljon wielrijders tevens
een einde zijn gemaakt.
Aan de wielrijders in 't algemeen of aan de berichtrijders en
aan de strijders ieder afzonderlijk zou een onderscheidingsteeken
moeten worden gegeven, liefst opde kraag en op de mouwen, wat de
lust om deel uit te maken van de wielrijders zeer zou bevorderen.
Voorts moest aan den Korpscommandant het recht worden
toegekend een groot (c. q. onbeperkt) aantal fuseliers-wielrijders,
die volkomen voor hunne taak berekend zijn en veel ijver be-