1125 toonen, aan te stellen tot wielrijders le klasse, met de bepaling, dat zij bij terugkeer naar de Infanterie daarbij weer als gewoon fuselier worden ingedeeld. Dit zou de lust tot blijven zeer bevorderen. Wat het garnizoen betreft moet aan eene legering in het gebergte de voorkeur worden gegeven boven die te Weltevre den. Het rijden, oriënteeren en kaartlezen is toch in berg- terrein veel moeielijker dan in de vlakte, daar dus in berg- terrein moeten de wielrijders geoefend. Zijn zij daar voldoende geoefend, dan zullen zij ook in de vlakte voldoeneenige meerdaagsche oefeningen in de omstre ken van Batavia zullen dan ruimschoots voldoende zijn om de wielrijders vertrouwd te maken met het rijden in de vlakte en hen de noodige terreinkennis te geven. Bandoeng schijnt mij daarom het aangewezen garnizoen toe van uit de hoogvlakte kunnen de oefeningen geleidelijk ver zwaard worden, terwijl in het koele klimaat de nadeelige wer king van het wielrijden op de verschillende lichaamsorganen, vooral op het hart, belangrijk minder zal zijn. Voor de officieren acht ik een motorrijwiel zooal niet nood zakelijk, dat toch zeer gewenscht. Zij toch hebben bij de oefeningen vooral voor de controle veel grooter afstanden af te rijden, dan de minderen. De onder vinding heeft dit geleerd, bewezen. Op een gewoon rijwiel is de controle op de zes groepen voor den compagniescommandant, op de drie groepen voor den sectiecommandant, dikwijls zoo niet ondoenlijk, dan toch zeer moeielijk en daardoor de dienst van de officieren nog ver moeiender dan voor de manschappen. Naar ik meen zijn bij het Nederlandsche Leger reeds motor rijwielen voor de officieren van de wielrijders ingevoerd of althans in beproeving. In oorlogstijd zoude van die officieren op motorrijwielen met vrucht gebruik gemaakt kunnen worden, a. o. voor het over brengen van zeer belangrijke, spoedeischende bevelen op groote afstanden. J. C. C. Sandberg.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1909 | | pagina 463