Is 't geirenschl eene lans op te nemen in de
bemapening onzer Indische ruiterij?
Er is geen wapen, zegt Hoogeboom en Pop, dat, wat zijne
waarde voor het gevecht aanging, zulk eene verschillende be
oordeeling ondervond, als de lans.
Maar hij eindigt zijne beschouwing met de mededeeling, dat
„hare wederinvoering een gevolg was van het niet te loochenen
overwicht dat eene met lansen bewapende ruiterij niet alleen op
de overige ruitersoorten, maar ook op de andere wapens ten
allen tijde heeft bezeten".
Alvorens over te gaan tot beantwoording van de in hoofde
dezes gestelde vraag, zouden wij, in verband met specifiek In
dische toestanden, eerst eenige punten willen vooropzetten, om
daarna deze als punten van uitgang te gebruiken.
I. Eene, op Java oorlogvoerende, partij, die niet beschikt over
zij dan ook geringecavalerie, is aanmerkelijk in het nadeel
bij hare tegenpartij, die ze wel heeft.
II. Een, op Java, gelande vijand is overmachtig aan cavalerie.
III. De hoofdtaak onzer eigen cavalerie is: „verkennen,....
verkennenverkennenverkennen."
IY. Dus: zullen gevechten, geleverd tusschen onze cavalerie
en die van den tegenstander v.n.l. bestaan uitPatrouille gevechten.
Want, al behooren verkennende patrouilles zooveel mogelijk
het gevecht te ontwijken, dat neemt niet weg, dat het nog
vaak en vaker dan men wel denkt zie hierover de nieuwe
ideëen, neergelegd in het verleden jaar verschenen Duitsche
Velddienstvoorschrift noodig zal blijken, zich op den vijand
te werpen, maar dan ook met alle kracht en alle élan, waai-
over men beschikt
(Onder patrouilles nog samen te vattenafd. ter sterkte van
30 ruiters.)