1147 gekregen. Er zijn namelijk patrouille-commandanten en aan voerders aan te wijzen, die door het herhaald mede maken van nachtelijke beschietingen, op Atjèh, hiervoor zöö onverschillig zijn geworden, dat zij eenvoudig door zoo'n beschieting heen slapen of wetende dat hunne vooraf gegeven bevelen doel treffend zullen zijn, zich verder van dat gebeuren niets aan trekken, om hij het wakker worden onder de beschieting zich op een ander oor te leggen en weer kalmpjes in te slapen. Vraagt echter niet Gij, aanstaande patrouillecommandanten, wat zulke mannen al niet hebben moeten mede maken, wat zij al niet van hunne zenuwen hebben moeten yergen, om tot zoo'n kalmte te kunnen geraken en om dan ten slotte in Holland te worden uitgemaakt voor „Bloedhonden". Eigenaardig is het echter voor hen, den volgenden morgen, na de nachtelijke beschieting, de opmerkingen aan te hooren van de jonge bij de colonne ingedeelde officieren. Deze, die zich van zoo'n optreden van hun ervaren collega eenvoudig geen begrip kunnen vormen, weten dan meestal dien goed uitgeslapen en uitgerusten makker aan te kijken met een soort bewonderenden en tegelijk afgunstigen blik, die dien vechtjas met een medelijdenden trek op zijn gezicht voor zich doet kijken, met een gevoel van trots zich denkende „Veteraan". Moeilijk is het gewaarwordingen op het gemoed van een nor maal mensch weder te geven, gedurende den overgang van den vuurdoop tot een meer herhaald in het vuur komen (wordt be doeld een vuur bij dag). Deze zullen bij velen zeer verschillend zijn, omdat de een er spoediger aan zal wennen dan de ander, en som migen er in het geheel niet vertrouwd mede raken, zoodat iets in het algemeen hierover niet kan worden gezegd. Wel staat vast dat bij de meesten, na herhaaldelijk over dag beschoten te zijn geweest, het vuur in den regel den volgenden indruk op hen maakt. 1. Het in den vuurdoop zijn of komen is niet veel, vergeleken bij een later meer herhaald in behoorlijk vuur komen. Maakt U echter niet ongerust Gij jeugdige vechtlustigen, zoo erg is het ook niet. Het is alleen, bij een meer herhaald in zoo'n vuur komen, kent men het zoogenaamde klappen van de zweep en „weet" men dus drommels goed wat dat niet pleizierige gevoel „dat dan nog komen moet" van in het vuur zijn beteekent en

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1909 | | pagina 485