1154 de vijand eene felle beschieting met een veertigtal achterlaadge weren, de vele voorlaadgeweren niet mede gerekend, gedurende ongeveer twintig minuten vol te houden. Een onder vuur nemen van dat bivouak van af 300 M. van alle kanten tegelijk, waarbij de laatste Atjèher van die bende van minstens honderd geweerdragenden sterk, eerst aftrok, nadat de naar alle zijden oprukkende troepen hem door hunne nadering daartoe hadden gedwongen. Het is niet overbodig hier tevens te vermelden, dat waar eene Atjèh'sche bende ongeveer honderd geweren telt, die bende ook op zijn minst een twee honderd man sterk is zoo niet meer allen voorzien van de noodige blanke wapenen. Die blanke wapenen bestaan bij ieder uit een vlijmscherpe „thikin" een kort slagzwaard (meestal door ons genoemd „kle wang") en een reuntjong (dolk met gebogen lemmet) terwijl de niet geweerdragenden daarbij nog eene lans of werpspies medevoeren. Deze laatsten gaan mede om de geweren te helpen laden, verder het kruit, lood en de patronen te dragen en om bij gunstige, voor komende gelegenheden met het blanke wapen hunnen slag te slaan. Het voornaamste doel van deze medeloopers is echter te zorgen, dat bij het eventueel sneuvelen van een der geweerdragenden, diens geweer zoo spoedig mogelijk wordt weggesleept, om het niet te laten in handen van dien ongeloovige. Denkt echter niet, dat een Atjèher met blanke wapenen alleen, minder gevaarlijk is dan die geweerdragende. Denkt vooral niet, dat die man zonder geweer een iveerlooze is. Denkt niet, dat, wan neer bij het in handen krijgen van gesneuvelde Atjèhers, hun aantal niet in verhouding is van het aantal daarbij buitgemaakte geweren, dat dan die gesneuvelden met blanke wapenen (elke Atjèh'sche vijand voert blanke wapenen) arme neer geschoten onschuldigen zijn, menschen zoogenaamd meedoogen- loos afgemaakt door onze bloedruikendesoldaten. Neen, duizendmaal NeenHoe slechter wapen hoe beter soldaat. Die blank gewapenden staan nog feller tegenover ons dan die voorzien van kruit en lood. De Atjèher is meester op de gliwang meer dan meester op de reuntjong. En die man daar in ons knette rend vuur in afwachting van de dingen, die zullen gebeuren, is nog dapperder, is nog woester dan de man, die met flikkerend

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1909 | | pagina 492