1163 Iets ouer het hoefbeslag, naar aanleiding nan „Paardrijden in het II. 3. Leger bekeken dooreen flirt. Bril,'" (zie 3. til, T. Do. 7 1909), Voor een schijf in heiveginghet naar links en rechts loopen met de seinvlag, waarmede het teeken wordt gegeven. Voor 2 rompschijven2 man, waarvan één met de seinvlag het teeken rompschijf geeft. In de waarnemingspost wordt een teeken .begrepen" gegeven en wel door de aanwijsstok horizontaal uit de post te steken aan den kant van de baan. Eveneens kan de waarnemingspost, door de seinschijf op bovenbedoelde wijze uit te steken, melden, indien een geweer dwarstreffers heeft. Ten slotte wil ik nog wijzen op de voorliefde welke instructeurs bezitten voor het beoefenen van het salvovuur bij de voorbereidende oefeningen, en dan liefst na het aan af commandeeren, om een opmerking te maken tot diegene, welke doorgedrukt heeft. Oefeningen zonder nut, vooral waar de opleiding individueel moet plaats hebben. Talki. Door omstandigheden heb ik bovengenoemd artikel van den heer Kraft eertijds slechts vluchtig doorgelezen, zoodat eerst nu, na aandachtiger herlezing mij de volgende woorden in noot 2 op blz. 695 opviel: „Een staaltjeDe hoefsmid kwam zich eens beklagen dat de luitenant van de week hem een standje gemaakt had, dat de straal den grond raakte. „Dat mocht niet". Ik zou over de opmerking gezwegen hebben, ware het niet dat uit dit verhaal heelemaal niet duidelijk blijkt, wie het hier bij het verkeerde eind had, de luitenant of de smid. Meende de eerste dat de straal den grond niet mag raken, dan wel de smid? Aldus is de mogelijkheid niet uitgesloten, dat sommigen zich door de onduidelijkheid van dit verhaal van de wijs laten brengen, waarom mij een kleine toelichting over de straalquestie niet overbodig lijkt, Ik vermoed dat de bedoelde hoefsmid den luitenant van de week ver keerd begrepen heeft. Ook ik heb het wel eens met den hoefsmid der batterij over die kwestie gehad, hoefsmeden en andere werklui bij ons schijnen immer zoo iets koppig-gewichtigs over zich te hebben, als gevolg van een specialiteits-idee, licht dat een jong officier of een pas bij het bereden ge deelte gekomene, zich door den man van routine en praktijk laat over bluffen, en daar die straal-kwestie wel meer voorkomt, het volgende. Laten wij eerst even een stukje theorie recapituleeren. Zooals we weten bestaat de straal uit het straalkussentje en de hoorn- straal. Daar het kussentje uit een veerkrachtig weefsel bestaat, is het werk zaam bij de mechanische bewegingen van den hoef, en vormt het eene zachte onderlaag voor de daarboven gelegene buigpees van het hoefbeen en hoefgewricht. De straalhoorn die bij eenen gezonden straal taai en veerkrachtig is, dient v.n. tot beschutting van dat kussen maar heeft door die taaiheid ook tot taak om den schok op den bodem mede te ontvangen en te bre ken, dit laatste in verband met het kussen en de hoefkraakbeenderen, daarom mag die straalhoorn niet verzwakt (besneden) worden. Door deze compensatie der schuddingen bij de beweging ontstaan, wordt dus de

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1909 | | pagina 501