1177 bezit van Java zou willen stellen. Sedert eenige jaren heeft men de defensie van Java zoogenaamd krachtig aangevat, heeft wat versterkingen opgeworpen, en is vooral erg geheimzinnig en lichtschuw. De Indische officier wordt niet werd althans niet tot voor korten tijd tijdens zijn millitaire opleiding op de hoogte gebracht van het verdedigingsstelsel in onze koloniën, en de Indische troepenofficier wist van de defensie minder af dan b. v. de Japanner. Vrees voor kritiek leidde tot die ge heimzinnigheidmaar hieruit blijkt wel voldoende dat de leidende per sonen die defensie zelf niet zoo heel hoog aanslaan, anders zou men niet zoo bevreesd geweest zijn voor een beoordeeling. Het zou het gezond verstand onzer Indische officieren onrecht aandoen zijn, als niet dadelijk werd opgemerkt, dat velen gevoelen hoe wij bij een ernstige poging om ons onze koloniën afhandig te maken, op Java niet anders zouden kunnen doen dan verhongeren of achterwaarts con- centreeren", tot dat we niet meer achterwaarts zouden kunnen gaan. Er zijn er velen die het al duidelijk voor oogen hebben onze zwakke vloot in een paar dagen, na haar plicht te hebben gedaan, in elkaar gescho ten of ontredderd ergens opgesloten, onze buitenbezittingen daarna, na zwakken tegenstand, bezet en Java van alle gemeenschap afgesloten. Dan komt de puzzle: zou de B. V. landen of niet? Is Java inderdaad zwaar versterkt, en zijn die versterkingen goed bezet, staat er verder een veldleger van beteekenis klaar, zoodat het te voorzien is, dat ver meestering van Java zware offers zou kosten, dan geloof ik voor mij dat een B. V. Java afgesloten zou houden, om zoo tot overgave te dwingen. Alleen Soerabaja zou de B. Y. waarschijnlijk wel de moeite van vechten waard vinden. Overigens kan hij op de buitenbezittingen rustig den gang van zaken afwachten. Alleen in één opzicht zal in de toekomst misschien Java in gemeenschap met de buitenwereld blijven en dat wel door de draadlooze telegrafie, als deze zulke vorderingen blijft maken als in den laatsten tijd. Het bevel om te capituleeren zal derhalve uit Den Haag wel altijd kunnen worden overgeseind. Maar dat is voor de de fensie van niet veel waarde. Uit het bovenstaande mag wel de gevolgtrekking worden gemaakt, dat bij velen een gevoel van onmacht in zake de verdediging tegen een B V. bestaat. Waar we zelf dat gevoel niet kunnen wegnemen, daar rees de vraag: wie kan ons helpen? Als de bevolking ons eens zou willen bijstaanEenmaal op dat denkbeeld voortbordurende waren de schoone woorden spoedig gevonden. Den bruinen broeder tot ons opheffen, hem doen inz:en dat hij het bij ons zoo goed heeft, als geen ander het hem zou kunnen of willen geven, schouder aan schouder zouden ze dan strij den met ons Indisch leger, als er wat te strijden valt. het was haast niet met droge oogen te lezen, hetgeen van het lachen of van het hui len kan komen, dat hangt van den kijk af, dien men op deze kwestie heeft. In de Nieuwe Rott. Courant van 19 Juni heeft; de heer Raden Mas Roto Soeroto, en in het nummer van 1 Juli de 1ste luitenant van het Nedei'l.-Indische leger, gedetacheerd aan de Hoogere Krijgsschool, J. C. A. Bannink, zich in dien geest uitgesproken. „De defensie van Java met behulp van Javanen" staat er boven die stukken, hetgeen de zaak niet begrijpelijker maakt; Java wordt toch niet alleen bewoond door Javanen Begrijp ik die twee heeren goed dan willen zij dat de bevolking van Java ons zal steunen in onzen strijd tegen een B. V. De luitenant Ban-

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1909 | | pagina 515