1209 hen en betalen boete. Wat doen zij toch? Zij zijn het niet eens. Wat talmen zij toch Reeds houden de mannen in het struikgewas den vinger om den trekker van hun geliefd wapen, zij zijn klaar. Ha! daar gebeurt het, de blanke man grijpt naar zijne oogen, hij heeft er lombokwater in gekregen en tegelijkertijd steekt de hoofdméo, hun held en voorvechter de beide blanken dood. Daarna rennen de moor denaars het bivak uit en nu wordt er geschoten en geschoten met hun eigen trouwe vrienden op dat gesloten huisje, waarin die andere mannen zitten. Maar voorzichtig, want de mannen schieten terug met hun duivel- sche geweren, zij zijn wel met twee a drie duizend man, doch voorzichtig, reeds is er een Timorees aan den enkel gewond, de kogel is er dwars doorheen gegaan, dus opgepast. Eindelijk houdt het schieten op, de enkelen, die nog in leven zijn, zijn gevlucht en die worden straks wel gevat; eerst naar de dooden en hun geweren. En als duivels rennen zij vooruit en grijpen de begeerde buit, die mooie geweertjes, zij werpen zich op de bezitters en wat niet dood is, wordt afgemaaktde hoofden worden van de lichamen geschei den en daarna wordt de rest aan de honden en varkens overgelaten. Voort gaat het, de vluchtelingen na eD zwaar gewond als deze reeds zijn, valt het niet moeielijk, ook hen te vatten, te vermoorden en hun geweren buit te maken. Een van de gevluchte soldaten heeft zich zelfs een dagmarsch bijna voortgesleept, doch ook deze wordt ontdekt en het toeval wil, dat deze ontdekking plaats heeft dichtbij de plaats, waar al de overblijfselen van hun eigen mooie geweren liggen. En nu rijpt een woest plan bij hen. Hier is het eigenlijke zoenoffer, zijn bloed moest als offer vallen voor hun dierbare erlstukken en de arme kerel wordt op de resten van hun geweren als een varken geslacht. Nu wordt een duivelsch feest aangericht, vuren worden ontstoken, de hoofden der vermoorde vreemdelingen worden alle bij den aanvoerder gebracht en bij het vuur neergezet. Er wordt een woeste rondedans omheen gehouden, groote hoeveelheden bedwelmende dranken worden aangevoerd en allen, mannen en vrouwen gaan er zich aan te buiten. De vijand is verslagen, de geweren met die mooie kogels zijn voort aan hun bezit en ook hun eigen geweren loopen geen gevaar meer. Niemand denkt er aan, dat er nu anderen zullen komen om het werk van de gevallenen voort te zetten, en als zij zullen komen, dan zullen zij hetzelfde doen, geen open krijg voeren want dat gaat niet. Daar worden nog drie vluchtelingen gevonden, dat geeft nieuwe be denking, nieuwe beraadslaging. Ha! het is gevonden, deze zullen naar den blanken kapitein gebracht worden, dan zal men zeggen, dat alleen

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1909 | | pagina 549