1220
Artillerie officieren zijn ingedeeld:
a. Bij de veldartillerie.
b. Bij de bergartillerie.
c. Bij de vesting-en kustartillerie.
cl. Bij den Artillerie Constructiewinkel.
e. Bij de Pyrotechnische Werkplaats.
Bij de Inspectie der Draagbare wapenen en de geweer-
makersschool.
g. Bij de Commissie van Proefneming.
h. Bij de directiën van het materieel.
j. Ter bijwerking van den Instructie Inventaris.
k. Bij het Hoofdbureau.
De speciale eischen aan de officieren te stellen zijn voor de
bovenaangegevan betrekkingen geheel verschillend
voor a.
Ie. goed ruiter d.w. z. met de minste inspanning voor zich
en zijn paard terreinhindernissen nemen en afstanden afleggen;
2e. goed paardenkenner om te kunnen beoordeelen wat van
een paard in verband met bouw, leeftijd en temperament ge
vorderd mag worden om zoodoende de bespanningen op rationeele
wijze te kunnen samenstellen en te kunnen beoordeelen wat
van deze bespanningen in vredestijd geëischt moet worden om
ze zoo goed mogelijk voor te bereiden voor hun taak in oor
logstijd;
3e. goed terreinbeoordeelaar om vlug de geschikte plaats
voor batterijstellingen te kunnen bepalen en om te kunnen
beoordeelen op welke wijze en langs welke wegen in verband
met aanwezige terreinhindernissen deze stellingen op de beste
wijze kunnen worden ingenomen;
4e. grondige bekendheid met het materieel, het vermogen
der vuurmonden, de uitwerking der projectielen, de inrichting
van het harnachement en de beginselen, die bij de samenstel
ling daarvan hebben voorgezeten
5e. bekendheid met onderhoud en verzorging van paarden
en kennis der voedingsmiddelen.
voor b.
als voor a met dien verstande dat de onder 2 genoemde eisch