1222
wing duidelijk, dat niemand van alle onderdeelen van het wapen
der artillerie op de hoogte kan zijn, ja, dat er zelfs onderdeelen
zijn waaraan een officier zijn geheelen diensttijd zou moeten
kunnen geven.
Dat geen regeling is getroffen om dit laatste mogelijk te maken,
zoodat het meermalen voorkwam dat personen in betrekkingen
waren geplaatst waarvoor zij de vereischte bekwaamheden misten,
heeft het Gouvernement somtijds tot zijn schade moeten onder
vinden.
Bij den troependienst springt dit niet duidelijk in 't oog, daar
alleen op het oorlogsveld juist blijkt wat de troep in staat is te
verrichten, maar onberekenbaar zijn dan ook de gevolgen aan
onvoldoende leiding verbonden.
Omtrent technische zaken verschaft het „Beknopt overzicht
der Proeven en oefeningen" ons gegevens.
Zoo lezen we in „B.O. 18991900".
„Naar aanleiding van sedert genomen proeven werd verder
„bepaald dat het beslag van het ledergoed van aluminium ver
vaardigd zou worden;"
en in „B. O. 1907".
„Bepaald is dat geleidelijk teruggekeerd zal worden tot het
„messingen beslag aan het lederwerk in gebruik bij de korpsen
„in en buiten het leger. Al dadelijk zullen alle bij den A. C. W.
„af te leveren ledermerken voorzien worden van messingen be-
„slagdeelen volgens het vroeger gebezigde model".
Zoo lezen we in „B. O. 1901".
„De lading van de patronen scherpe No. 8 werd, nadat door
„proeven was uitgemaakt, dat het wapen daartegen bestand
„was, vervangen door rookzwak kruit;"
en in „B. O. 1903".
„De in 1901 ingevoerde scherpe patroon No. 3 bleek in 't geheel
„niet te voldoen, zij stelde te hooge eischen aan het wapen en
„gaf daardoor aanleiding tot klemmingen van den cylinder en
„haperingen bij het vuren, terwijl zelfs een enkele maal het
„wapen ernstig beschadigd werd".
De schadepost, die deze beide aanhalingen voor het Gouver
nement beteekenen, moet niet gering geschat worden.