1236 Zij L BDi b 150° dus L BDi a 30° Zij verder Di D 100 M. In een geval als dit, zal het aanbeveling verdienen de grenzen van 100 M. te bepalen, niet door met 100 M. vooruit of terug te gaan, doch door eerst de grenzen van b.v. 400 M. te bepalen en door 2 maal halveeren ten slotte de grenzen van 100 M. Wij moeten toch in plaats van in Di de baan in D krijgen, dus op de oorspronkelijke richtlijn BDi het stuk dDi teruggaan. Hoe groot is nu dat stuk dDi? Dit kan globaal worden berekend door aan te nemen, dat het stuk dD recht is en dat Di dD gelijk is aan den invalshoek op 2500 M. In werkelijkheid is Di dD natuurlijk kleiner en zou daaruit volgen dat dDi grooter is, doch in werkelijkheid is ook dD geen rechte lijn, wat elkaar eenigermate compenseert. In DDi d is nu L DDi d 30° DDi 100 M. L Di dD 4°54' Uit deze gegevens kunnen we berekenen dat dDi 675 M. In werkelijkheid echter is dDi zooals hiervoren betoogd grooter. Trachtte men dus de grenzen van 100 M. te bepalen door telkens met 100 M. terug te gaan, dan zou men dit in het onderhavige geval 7 maal moeten doen, alvorens een plus schot te verkrijgen en dit terwijl D en Di slechts 100 M. verschillen. De oorzaak is voornamelijk gelegen in het gebruik van een fou- tieven terreinhoek, ontstaan doordat deze is berekend, ten opzichte van D[ terwijl dit had moeten geschieden ten opzichte van het punt, waar de waarnemingslijnen elkaar kruisen i.e. het doel D. De terreinhoek ten opzichte van D is, zooals uit de figuur te zien fs, de hoek Dx BD grooter dan die voor Di. Er is dus steeds een ter reinhoek in rekening gebracht die Di BD te klein (relatieve waarde) was. Wordt in stede van met Gn. ingeschoten met GKT. of GELS dan dient de vuurleider er aan te denken, dat om bij het bepalen der grenzen van 100 M. springpunten te behouden, de T-correctiën geen gelijken tred kunnen houden met de afstandscorrectiën.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1909 | | pagina 576