1264 -
hier te lande, en C. gepensioneerden van het sub A. genoemde leger,
voor den tijd van ten hoogste 5 jaar in activiteit hersteld.
De commandant van het korps wordt door de Koningin benoemd op
voordracht van den minister van Koloniënde overige officieren en de
onderluitenants worden aangewezen door voornoemden minister.
A la suite van het korps worden gevoerd a. de hier te lande nieuw
benoemde officieren van het leger in Nederlandsch-Indië; b. de officie
ren, die zijn aangewezen om bij het sub a. bedoelde leger, dan wel bij
de landmacht in West-Indië te worden gedetacheerd; c. de officieren, die
van gedetacheerd uit de koloniën zijn teruggekeerd.
II. Overige onderofficieren en minderen. A. Als vlottend personeel
lo. zij, die tot een verbintenis of een proefverbintenis voor den kolo
nialen militairen dienst of tot detacheering bij de koloniale troepen
worden toegelaten; 2o. reconvalescenten; 3o. zij, wien wegens langduri-
gen dienst in de koloniën, aangevangen in een vóór het in werking
treden dezer Regeling aangegaan verband vergund werd naar Nederland
terug te keeren4o. zij die zich vóór het in werking treden dezer rege
ling bij de Koloniale Reserve hebben verbonden en wegens dienstein-
diging raar Nederland terugkeeren5o. onderofficieren van het leger
in Nederlandsch-Indië, die zijn toegelaten tot den hoofdcursus; en 60.
militairen van het leger hier te lande, die van gedetacheerd uit de kolo
niën terugkeeren.
B. Als vast personeel:
bij voorkeur gepensioneerde of gegageerde militairen beneden den
rang van onderluitenant, die vroeger in de koloniën hebben gediend.
Yoorts kan ook burgerpersoneel bij het korps worden ingedeeld bij
voorkeur gewezen militairen.
De reconvalescenten worden onderscheiden in gewapenden en onge-
wapenden.
De minister van Koloniën wordt gemachtigd om ten hoogste 12 gega
geerde of gepensioneerde onderofficieren van het leger in Nederlandsch-
Indië aan te wijzen om tijdelijk op te treden als agent voor den kolo
nialen militairen dienst, teneinde naar door dien minister vast te stellen
maatregelen, werkzaam te zijn in het belang der koloniale werving.